De kleuters, groep 1 en 2, denken na over “wat ben je”, spiegelbeeld, “wat word jij?” identiteit, oorsprong en ergens bij horen.
Er ligt een blauwe lap in het midden van de kring, de kleuters die binnenkomen vragen wat het is. “waarom ligt het daar?..Het verhaal begint met een ongeduldige moedereend. Haar eitjes komen een voor een uit. Het zijn zachte, gele, piepende kuikentjes. De kleuters voelden aan de zachte moedereend, het zakje met donzige veertjes. Een groot ei blijft gesloten. Het duurt lang en dan gaat het open. Moeder een kijkt …en wat zie ze, wat komt er uit dat ei???
“Een beestje, een kuikenbeestje, het is een zwaan, zijn lichaam is wit, een haan, een zacht kuiken,hij is grijs en groot, het is een babytje, hij is zwart, het is een eend, een lange eend , maar geen familie, het is een andere! Het is een slangenei, het kan ook een zwaan zijn. Het is wel een dier, want hij heeft een bek..
Het eendje is bang voor de blaffende hond en gaat liggen. De kinderen laten zien hoe je bang kan liggen.
Na de herfst en de winter wordt het weer voorjaar en het eendje ziet andere dieren in de tuin, in het water.
“het is een zwaan.”
Wat ziet het eendje in de spiegel?
“Een spiegel, een zwaan. Zijn eigen beeld, zijn eigen lichaam. Hij dacht dat hij een eend was maar hij was een zwaan. “
Was het altijd al een zwaan?
“Nee, het was eerst een slang. In het water was hij eerst een slag. Nee, het was altijd al een zwaan. Wist hij dat? Nee! Waarom hebben de ouders dat niet verteld? Wist zijn mama het? Nee, zin mama wist het niet. Ze dacht dat het een heel lelijk eendje was.Ja ze wist het wel. Ze heeft niets gezegd omdat ze niet kan praten.Ze wist het niet wat zat er in dat ei. Het was een kuiken, een kuikenzwaan. De moeder eend wist het al, maar ze wou het niet zeggen want dan zou hij niet blij zijn. Waarom niet? Hij wou eend zijn. “
In de kring zetten de kinderen de diertjes neer ; eendjes , zwanen en ganzen. Ze houden de spiegel voor de diertjes.
Dan kijken de kinderen om de beurt zelf in de spiegel.De kinderen kijken ook zelf in de spiegel en vertellen wat ze zien. Donkere haren, donkere ogen. Wie heeft er donker haar , wie heeft het lichtste haar?
Wat zie jij als je in de spiegel kijkt?
“Dat ben ik zelf, dat is de juffrouw zelf, ik ziet er zit een tand eruit. Waar is die tand? Die is weg. Wat zie je in je mond? Grote mensen tanden. De tand is bij de tandenfee. Ik zie mijn nieuwe mensen tanden. Op mijn neus een streepje, mijn ogen zijn bruin.”
Kan je ook haar (kleur) kopen?
“Nee! het groeit gewoon. Als je kaal bent kan je het koep. Mijn vader heeft zijn haar afgeschoren, omdat hij kaal wil zijn.”