Wat is er anders aan een les filosoferen met leerlingen?
Een les filosoferen op de basisschool is in veel opzichten het spiegelbeeld van een ‘gewone’ les. Het doel van filosoferen is niet de overdracht van lesstof aan leerlingen in de rol van toehoorder, maar de ontwikkeling van het vrije denken, zowel individueel als met elkaar in de kring. Inhoudelijk stelt de leerkracht alleen vragen en geeft geen antwoorden. De belangrijkste rol van de leerkracht is die van gespreksleider, opdat voor iedereen de vrijheid ontstaat om de eigen gedachten en gevoelens uit te spreken, naar elkaar te luisteren, op elkaar te reageren en zo tot een gedeeld beeld van het onderwerp te komen. Daarom is er ook geen oordeel van de leerkracht over een goed of fout antwoord.
Die vrije denkruimte ontstaat niet vanzelf. Daarvoor is een cultuur van regels, rituelen en vaardigheden nodig die de leerlingen eerst zelf moeten ontdekken. Dat kan bijvoorbeeld door ze 1 minuut in volledige chaos door elkaar heen te laten praten en daarna te vragen wat de anderen zeiden. Een speelse manier van ontdekken van de voorwaarden en vaardigheden voor vrij denken en spreken in een kring werkt al heel goed bij oudere kleuters, zo vanaf een jaar of vijf. Wachten op je beurt, onthouden wat je zeggen wilde, pas spreken als je de bal en de aandacht hebt en de bal weer doorgeven aan de volgende spreker worden spelenderwijs geoefend en dragen bij aan de ontwikkeling van het gevoel van gelijkwaardigheid, veilgheid en zelfvertrouwen in de groep.
In de beginfase moet die gesprekscultuur wel initieel neergezet worden, omdat anders alleen de meest taalvaardigen aan het woord komen en er van meet af aan een hiërarchie in de kring ontstaat die belemmerend werkt voor de meer verlegen leerlingen. Daarom begint de les altijd met rituelen die voor iedereen gelijk zijn en waaraan iedereen in gelijke mate deelneemt. Dat zet ook de meest verlegen leerling vanaf het allereerste begin in een gelijke positie. De begroeting bij de deur, rustig gaan zitten in de kring, de regels van de bal en het uitspreken van de naam vormen de vaste rituelen, die elke week geoefend worden, omdat de les doorgaans maar eens per week plaatsvindt en de open gesprekscultuur snel vervliegt.
De handhaving van de regels in de vorm van instructies en regie over wie er het woord krijgt en over welke vraag, is in het begin erg belangrijk en kan soms rigide overkomen in vergelijking met een normale les. Striktheid in vorm en regie gaat hier samen met volledige vrijheid in de inhoud en is nodig om de aandacht gefocust te houden op het onderwerp, respect te oefenen voor elkaar en te voorkomen dat vrij spreken ontaardt in gekissebis onderling. Door dit ook tot onderwerp van gesprek te maken groeit de open denkruimte, het respect voor diversiteit en andermans gedachten, en beklijft de open gesprekscultuur. Naarmate de groep meer zelf in staat is om deze cultuur te handhaven, wat uiteindelijk het doel is van de lessen filosoferen met leerlingen, trekt de leerkracht zich geleidelijk steeds verder terug. Dit vormt de basis om zelfstandig de weg te vinden in een veelheid van meningen in de hedendaagse samenleving en daarmee naar democratisch burgerschap.