Filosoferen met groep 4 over de dagen van de week.
De kinderen spelen in hun gedachten met de 7 dagen van de week. Wat is een lollige dag. Wie vindt dat en wie vindt dat niet. Bij toeval onderzoeken de kinderen standpunten en stellen conclusies bij aan de hand van een aantal elementair opgebouwde beweringen en een fysieke uitwerking ervan.
De klas leest het gedicht hardop. De rijmwoorden klinken in de klas. De kinderen kennen het gedicht na 2x lezen uit hun hoofd! We bespreken de woorden die de kinderen niet kennen.
Waar gaat het gedicht over?
“Die oma heeft lollige dagen, het is een fitte oma, dat kan je zien op het plaatje. Dat is best gek want normaal kunnen oma’s niet zo hard rennen, omdat ze oud zijn. Misschien is zij minder dan 65 jaar. Ik snap het niet, Ik snap niet hoe die fee werd geboren. Ik wist niet dat die bestond. Ja, maar wel een tandenfee. Fee en elf horen bij elkaar. De elf is het kind van de fee. Misschien is het meisje zelf een fee. De ene heet gewoon Fee en de andere heet Elf. Wat is “ringeloren”? Dat is een bel op de toren waar ze aan gaan rinkelen en dan ga je dat elke keer horen in je oren. Het zijn oorbellen in je oren, als je loopt gaat het ring ring ring. Een ring die je kan gooien. Ze gingen allemaal leuke dingen doen. Niet alleen maar leuke dingen, want het was niet pluis. “
Waar begint de week?
Dat is maandag, want dat is de eerste schooldag. Zaterdag, dat is de eerste dag van de week, dan heb je vrij.
Wat is een lollige dag?
“Dat is een grappige dag met leuke dingen. Je kan bijvoorbeeld voorlezen. Of iemand laten voorlezen. Je kan ook voor jezelf voorlezen. Toen ik jarig was was het een dag met leuke dingen, de hele dag was lollig, behalve dat ik moest slapen. Mijn verjaardagsfeestje was een lollige dag. Totdat mijn broertje in de taart was gevallen, toen was het geen lollige dag meer. (de andere kinderen moeten lachen) Dat is wel een lollige dag want het is grappig. -De kinderen verbazen zich er over dat dit niet voor iedereen leuk is- We onderzoeken verder hoe de meningen hierover verdeeld zijn en wat die mening te maken heeft met andere relaties. Zou jij het ook leuk vinden als je broertje in de taart was gevallen? Dat is helemaal niet lollig, want je lacht iemand uit. S: De jongens vinden zoiets grappig, terwijl dat niet zo is. Meisjes vinden dat niet grappig. J (een jongen) verandert zijn mening en zegt dat hij het 50% leuk vindt en 50% niet leuk. Want het is grappig , maar het is niet leuk dat de taart kapot is”
We doen een onderzoek naar de mogelijke standpunten ; we maken 3 groepen in het lokaal met kinderen die verschillend meningen zijn toegedaan. We maken fysiek inzichtelijk hoe het zit en of de uitspraak over jongens en meisjes opvattingen klopt. S, die de uitspraak deed over jongen en meisjes ziet hoe de echte verdeling van de meningen in elkaar zit bij bij de jongens en de meisjes en stelt haar conclusies bij en spreekt ze uit:
“niet alle jongens vinden het lollig als je broertje in de taart valt”
“4 jongens vinden het grappig”
“Niet alle meisjes vinden het niet grappig” (een meisje blijft zitten en S probeert haar over te halen te kiezen voor niet-grappig)
“Eén meisje en één jongen vinden het 50% grappig/niet grappig”
Volgtijdelijkheid van dagen en verbindingen oefenen we met een kaartspel. Wat….als….dan. We oefenen betekenis, oorzakelijkheid en volgtijdelijkheid. Dat is nog heel moeilijk voor de kinderen om zich de dagen van de week zo in relatie’s voor te stellen. We doen een spel met dagen-kaartjes waarbij de kinderen om de beurt een als………dan ……..logische verbinding mogen maken met een dag van de week.
Wat is je lievelingsdag?
“Vrijdag, want dan ga ik na school naar de bioscoop. Zaterdag, want dan speel ik met mijn vriendjes. Op woensdag ga ik naar de markt en koop ik lollies.”
Als ik maandag naar huis ga dan ga ik ook boodschappen doen. Als het dinsdag is dan ga ik vroeg naar school. Als ik zondag vrij ben dan ga ik schaatsen. Woensdag is geen leuke dag want dan hebben we maar een halve dag school. Dat vind ik niet leuk want ik wil graag veel leren. Ik wil dokter worden en thuis doe ik helemaal niets. Nee, de woensdag is wel een leuke dag, want dan kan je lekker sporten, en dansen en lekker niets doen. Je kan ook huiswerk mee naar huis nemen op woensdagmiddag.
We doen met een andere groep 4 een spel waarin de kinderen die de woensdag wel leuk vinden en de kinderen die de woensdag niet leuk vinden zich aan twee verschillende kanten van het lokaal opstellen. Om de beurt probeert een kind een ander kind aan de overkant met argumenten te overtuigen om een ander standpunt in te nemen en dus over te steken. Ondertussen lopen er kinderen van weerskanten over naar de andere kant, na het horen van nieuwe argumenten. Het wordt een dolle boel, maar steeds moet de verplaatsing worden uitgelegd.