Met groep 4 was ik van plan om te filosoferen over regels. Maar als er iets bijzonders gebeurt dan haak ik daarop in. Dan onderzoeken we dat wat zich aandient. Als filosofiedocent zorg ik dat ik daar open voor sta en mijn creativiteit en flexibiliteit inzet voor dat wat de kinderen helpt na te denken over wat bij hen, als groep, speelt.
Er wordt bij het begin van de les wat gelachen om een ll die iets verkeerd uitspreekt. Ik vraag door naar wat er te lachen is.
“Het is grappig!”
Hieronder wat flarden uit het gesprek:
Zijn er regels over grappen?
“Je moet geen grappen maken in de filosofieles.”
“Bij een spelletje mag je grappen maken, maar bij de les niet, omdat je dan niets leert. . Je mag grappen maken als de juf het zegt. Als je grappen maakt tijdens de les dan ga je de meester storen. Als de juf of meester het irritant vindt , dan word je uit de les gestuurd en dan leer je niets”””
“Je bent niet naar school gestuurd om grapjes te maken”
“Als je grapjes maakt dan word je dom, want dan kan je niet goed opletten”
“Als je grapjes wilt maken dan moet je naar de grapjesschool”
Bestaat die dan, de grapjesschool?
“Grapjes is niet iets wat je moet leren. Een grapjes is leuk, maar je leert niets.”
Ken je een grappig verhaal?
“Daar leer je niets van. Nee. Kan je iets leren van een grappig verhaal; Ja, wat een grap is!”