In groep 6 denken we al een tijdje na over fabeldieren. Verhoudingen tussen mens en dier, oerkrachten, metamorfose . Vandaag over fabeldingen, essentie, definitie en wetenschap.
Vandaag kiezen de kinderen uit 10 zelfopgestelde vragen:
Wie heeft fabeldieren bedacht?
“Iemand met veel fantasie. Die dacht misschien is een “dier en mens” wat. Iedereen kan een fabeldier bedenken. Nee, je moet een kunstenaar zijn, Rembrandt bijvoorbeeld. Misschien was er iemand met een dier getrouwd. Ik denk dat een wolf geen fabeldier is maar een weerwolf. “
“Een fabelding! Dat kan ook! Wat is dat? Dat zijn 2 of meer dingen samen die niets, of bijna niets , met elkaar te maken hebben. “
De groep denkt verder over deze beweringen en we plaatsen voorwerpen samen in de kring om te visualiseren wat deze bewering betekent. “De gieter en 2 voetbalschoenen. Het is een pelikaan met schoenen aan. En een theepot..Ll-en schuiven aan de opstelling. “Het hoeft niet perse een fabelding te zijn, want het kunnen ook gewoon 2 dingen bij elkaar zijn. Het leeft niet! Dingen hoeven ook niet te leven. Is het fantasie?”
“Ik wil iets wetenschappelijks zeggen” Hoe noem je een fabelding/dier als niemand het ooit heeft gezien. Wat is wetenschappelijk? Iets wat heel veel mensen niet weten. Je hoeft het niet perse te zien om het te onderzoeken. Als je iets nooit gezien hebt bestaat het dan niet? Je moet het geloven. Als je alle dingen bij elkaar kan doen om een fabelding te maken, is een la en een kast dan ook een fabelding? Nee, een la is een onderdeel van een kast.”
Daarna presenteren de kinderen hun zelfontworpen fabeldieren: