Kleuters denken na over binnen en buiten, veranderingen, oorzaken van veranderingen eigenschappen van dingen en hun effecten, hulpmiddelen en de relatie ertussen en medelijden.
Meneer Uil zit lekker binnen in zijn luie stoel met een kop soep, een vuurtje en een dekentje. Buiten is het koud, het sneeuwt een het waait. Dan wordt er aan de deur gerammeld. De uil laat de winter binnen in zijn huis om zich te warmen aan zijn vuurtje, maar dat pakt anders uit!
De kleuters bewegen mee met de uil en de winter; ze lopen naar de deur, doen hem open en dicht, maken sneeuw en wind en zijn tenslotte de winter zelf die zich verstopt in alle hoeken van uit zijn huis.
Wat gebeurt er met uil?
“Meneer uil laat de winter binnen in zijn huis. De wind is gekomen. Het wordt koud in het huis en het uiltje kreeg het koud. Het was binnen koud en buiten is het koud. Meneer winter rent door het hele huis. De uil zei “weg winter, ga weg uit mijn huis!” De uil heeft het koud. De uil heeft het niet de hele tijd koud. Als de wind niet waait, dan heeft hij het niet koud. De uil kreeg koude voeten.”
Waarom laat de uil de winter binnenkomen?
“Hij vond het zielig voor de winter.”
Heeft hij het de hele tijd koud?
“Hij heeft het niet koud bij het vuur. Is het buiten of binnen? Het is buiten koud, maar ook binnen. Eerst is het binnen warm, dan is het vuur uit, omdat de winter door het raam is gekomen.”
Wat helpt er als het koud is?
“Een handschoen, een hoed, konijnenoren.. Een paraplu helpt het best. Wat is warmer de blauwe hoed of de politiepet? Onder de paraplu wordt je hoofd ook warm. De pet is warmer dan de konijnenoren. Hoe kan je meer warme hoofden krijgen? Onder de paraplu. Nee de paraplu helpt niet want het wordt steeds kouder. Nee de paraplu hielp niet want hij is voor de regen. Je kan de paraplu dichtdoen en de uil erin stoppen dan heeft hij het warm. De muts helpt ook als je uil erin stopt. een kind zet de hoed op zijn hoofd met de uil eronder. Dan is zijn hoofd ook warm. Van een pet krijg je warme haren. Nee het is te klein.! De wanten zijn warmer, want die zijn zacht. De wanten zijn warmer omdat ze dikker zijn. Ze zijn niet zacht, maar hard, daarom zijn ze warmer. De handschoenen zijn met veel vingers, veel vingers is mindere warm, De wanten komen wel tot hier (ellebogen), dus die zijn warmer. Van een vestje krijg je een warme rug.”
Omdat het verschrikkelijk stormt buiten vraag ik:
Als je nu met de paraplu naar buiten gaat heb je het dan warm?
“Nee! Dan vlieg je weg!”
Sociaal Emotionele Leerdoelen:
1. RESPECT: De start van de filosofieles begint met het namenspel. E., een verlegen kleuter in de les durft niet goed. Haar buurvrouw R. doet het voor haar voor.
2. COMMUNICATIE: Als mr. Winter het huis van uil in komt mogen de leerlingen zich als mr. winter verspreiden door het lokaal in alle hoekjes. De leerlingen zitten verstopt onder tafeltjes en onder de trap. Als juf Karin haar ogen dicht doet en tot 10 telt komen ze muisstil weer op hun plek zitten.
3. RUZIE: S. pakt bij de warme kledingstukken 2 stuks, terwijl 1 stuk de bedoeling was. De kleuters die het zien protesteren. De juf leidt de leerlingen af van het ‘oneerlijke’ voorval.
4. SAMENWERKEN: De pet van R. valt steeds af. Buurvrouw E. helpt hem met weer opzetten. Zo helpt kleuter S. buurvrouw R. met de wantjes. Om te kijken of de kleuters onder de paraplu een warm hoofd hebben schikken ze netjes voor elkaar in.
5. ZELFVERTROUWEN: Leerlingen durven individueel in de kring het verhaal van meneer uit te beelden (2 stappen naar voren, duur open doen).
6. ZELFWAARDERING: Elk kind kan aanwijzen waar hij/zij het met het kledingstuk het warmst heeft. Deze instemming zorgt voor zelfwaardering.
7. MOTIVATIE: alle kinderen in de kring hebben iets warms gepakt en doen mee met het uitbeelden van het verhaal.