De rechter

Naar aanleiding van een oud stripverhaal filosofeert groep 6 over rechtspraak.  Door de  “toestanden” in het verhaal komen de kinderen op ideeën over rechtspreken en op basis waarvan. Over procedures, erfrecht opvolging, autonomie en oorsprong van rechtspraak. Veel aanknopingspunten om een volgende les verder over  te filosoferen. “De rechter” wordt opgenomen in het filosofisch kwartet van deze klas om aan het eind van het jaar alle leuke vragen nog eens na te “spelen”

Hoe kan je rechter worden?

” Dat word je als je opa en je vader ook rechter was. Je moet solliciteren en naar de universiteit. Je moet eerst stage lopen.  Je kan niet zomaar rechter worden, want als je een keer naar de gevangenis bent geweest mag je geen rechter worden want dan ga je voor de gevangenis spreken. Een rechter kan ook iets fout doen. “

Kan een rechter ook rechtspreken over zichzelf?

“Een andere rechter kan dat doen. Hij wordt dan sowieso ontslagen. Als hij in de gevangenis heeft gezeten  dan kan het niet want dan heeft hij iets slechts gedaan.  Hij kan dan ook zomaar wat verzinnen, als je rechtspreekt over jezelf. “

Hoe weet de rechter wat wel of niet mag?

“Je mag nooit liegen tegen je ouders. Hij weet het vanuit een boek, een rechtboek. Er is een rechtbank en je hebt bewijs nodig.  Hij kan dat niet in een boek vinden. En je hebt een advocaat nodig, die gaat dit en dat en dat enz enz ……zeggen. “

Haalt de rechter je  van de straat?

“Nee, dat doet de politie.”

Posted by | View Post | View Group

Het universum

Met groep 5 denken we na over groot, klein, oneindigheid en grenzen, het einde van de wereld, alles omvattend of individueel. De noodzaak van zuurstof. Afhankelijkheden van het bestaan.

We kijken een film over de de micro en de macrocosmos; we maken in 5 minuten een reis de de ruimte en het heelal en weer terug tot onder de huid naar het allerkleinste deeltje;

Waar ging de film over?

“Het ging over twee meisjes in de ruimte. En over DNA. Zij lieten de ruimte zien.  En ze zeiden dat het 5,6 miljard duurt voor je er bent. Ik heb bolletjes gezien. Ja dat was je DNA. Was alles groot of klein? Super klein, maar het was ook ingezoomd. De huid was uitvergroot. DNA zit onder je huid. Ik heb het sterrenstelsel gezien. Dat is het grootst. Ik denk dat het zwarte gat groter is, want dat is oneindig., dat weet ik van een wetenschapsfilmpje. Een man ging 2 tot 3 uurtjes vliegen. En toen was hij verscheurd , het was een “neomens”. Wat is een nepmens? Een mens van spaghetti ofzo, iets dat daar op lijkt… De meisjes in de film worden steeds kleiner. Die gingen naar het heelal. Dat kan niet want die moeten naar school. Ze gingen de video uitzoomen.”

Was het een reis?

“Het was een heen en een retourreis door het heelal. Ze gingen naar het einde van de ruimte en daarna naar hun huid inzoomen. Je kan niet in je rokje naar de ruimte. Je kan niet naar het einde van het heelal , want er is geen einde van het heelal, want het heelal wordt steeds groter en groter. Die meisjes hoeven niet naar school, want ze waren in het park. Als je in de ruimte gaat moet je een pak aan en geld hebben voor een raket te maken.”

Zijn er dingen die groot lijken maar eigelijk klein zijn?

Teken een vierkant en het heelal.

“Aan het einde zat een vierkantje.  Hoe kan het verder zijn dan het heelal?

Het einde van de wereld

De volgende les gaan we verder op dit onderwerp. Dit keer kijken de kinderen eerst naar een filmpje van Keepvogel op zoek naar het einde van de wereld.

Wat heb je gezien?

“Ze wilden weten hoe de wereld eruit ziet. Ze gingen naar het einde van de wereld. Die ene ging op de motor naar het einde vn de wereld om die kachelpijp te vinden. De ander tekende op papieren. De kachelpijp was daar niet ,  hij kwam bij de zee. . Hij had het einde niet gevonden, want dat is er niet, want het is rond.  Er zijn heel veel landen en oceanen. Als de weg stopt is het einde van de wereld. Maar dan zijn daarachter altijd nog een paar landen.”

Is er een einde van de wereld?

“Er kan wel een einde van de wereld zijn, maar dat weet niemand. Er zijn heel veel landen op aarde, dus er is bijna geen einde. Er is wel een einde van de wereld als je met een raket gaat naar een andere planeet. Als de wereld vergaat dan is dat het einde van de wereld. Ik doe een gok.. Het einde van de wereld bestaat niet, dat doet God. Het kan ook het einde van de wereld zijn als de wereld in een hol gat gaat.”

Hoe kan je dat weten?

“Als het heel warm wordt. De wereld is heel veel aarde en een oceaan, dus als je wegvliegt in een raket dan ben je niet meer in de wereld. Je kan teruggaan dus dan is het niet meer het einde van de wereld. Als de wereld er niet meer is dan is er geen zuurstof meer. Dan kan je nog wel in zo’n ruimtepak. Als de helm van je ruimtepak is dan heb je geen lucht meer, dus ga je dood en dat is het einde van de wereld. Er komt geen zuurstof meer en dat is het einde van de wereld.  Er is geen lucht meer. Er komt geen zuurstof meer van de bomen.  Het einde van de wereld zou zijn als er geen bomen meer waren.  Nee het is andersom; als de aarde er niet is zijn er geen bomen meer en dan is er geen zuurstof meer. En als je dood bent? Als ik dood ben? Als jij dood bent dan is dat voor jou het einde van de wereld.  als de bomen dood zijn dan is er nog wel zuurstof van de struiken.”

 

Posted by | View Post | View Group

Woest, stoer en bang

Met de groepen 3 filosoferen we over woest , stoer en bang zijn en iets proberen en durven.

Ik vertel het verhaal van Woeste Willem.

Waar gaat het verhaal over?

Een zeevaarder en die heet Woeste Willem.

Waarom heet Willem  “woeste” Willem?

“Hij is altijd woest. Nee niet altijd. Hij jaagt vaak op dieren. Hij houdt niet van dieren. hij houdt wel van dieren ,maar hij wil ook wel eens alleen zijn.  maar hij kan niet zwemmen. Omdat hij boos is. hij is niet woest als hij een boot gaat bouwen.  Hij is ook niet woest als hij cadeautjes krijgt en een vlieger maakt. Waarom? Want het is leuk om cadeautjes te krijgen. ” 

Wie is er stoer in het verhaal?

“De jongen is niet woest, hij is blij want hij heeft leuke dingen thuis. Hij is nog een kind. Hij is ook stoer, maar ook bang. WW is sterk .WW is niet altijd stoer want hij kan niet zwemmen. Hij  WW kan verder alles behalve zwemmen. Als hij niet kan zwemmen , hoe heeft hij dan het zeemonster verslagen? Hij deed het op zijn boot. Hij wil niet zwemmen, want hij kan het best proberen. Als je het probeert en je kan het toch dan ben je wel stoer. Anders toch niet. De jongen heeft geholpen met de angst van WW. De jongen is niet stoer, omdat hij tegen de meneer zegt dat hij stoer is.  De jongen is een beetje stoer omdat hij dat bootjes zelf kon maken.”

Is er iets waardoor WW niet zo stoer is?  

“WW is bang voor water. Hij is bang voor zwemmen. Stoer is iets anders dan bang.  als je heel stoer bent dan ben je nergens bang voor. Als je bang bent dan durf je niets.  Als je niet in het water durft te zwemmen dan ben je een beetje stoer.  Het jongetje is een beetje bang, want hij dufde het dak niet meer af.  Misschien heeft hij hoogtevrees. Hij durfde er wel op, dus dan heeft hij geen hoogtevrees. Kan het ook overgaan als je bang bent? Als je een beetje rustig doet kan het wel overgaan. Dan ga je het rustig proberen. Iemand kan je ook helpen.”

Hoe doe je als je stoer bent?

“Dan loop je zo: A. doe het voor. Meisjes zijn niet stoer want die zijn vrolijk. De bril is stoer want daar zitten stekels op, die zijn stoer want daar zitten stekels op en die doen pijn.

We doen het spelletje “wat is er stoer?”

Er liggen voorwerpen in de kring en om de beurt mogen kinderen iets pakken wat zij stoer of niet stoer vinden.; een duikbril, een bloem, een verrekijker, een schelp, een steen…

 

 

Posted by | View Post | View Group

Jouw plek jouw beurt

Groep 6 staat voor de deur te vechten en te duwen in de rij, wie vooraan mag staan. Als we in de kring zitten vraag ik wat er precies aan de hand was. A. stond als 2e in de rij , maar ze moest naar de wc en vroeg aan I of ze haar plaats bezet wilde houden. J. vindt dat niet eerlijk en wil  die plek innemen.

Hoe belangrijk is het dat je vooraan staat?

“Dan kan je als eerste naar binnen. Hoe moet we hiermee omgaan? Weggegaan plaatsje vergaan! Maar ik heb het beloofd aan A. Dus dan moet ik die plaats bezet houden.”

Ik vertel het verhaal van wachten bij de slager: Ik sta bij de slager als enige in de winkel. Dan moet ik naar de wc. Ik vraag aan iemand die er net binnenkomt of hij mijn beurt wil vasthouden totdat ik terugkom. De winkel loopt vol en iedereen is aan het wachten.

Een ll van groep 4 wil graag achteraan in de rij. Er ontstaat direct een ruzietje en ik sta niet toe dat deze ll haar zin krijgt. Later in de kring breng ik het ter sprake en vraag de ll waarom zij graag achteraan wil, de hele klas luistert aandachtig.

“Als je vooraan loopt, moet je achterom kijken of iedereen ook komt en je moet ook snel lopen. Dat doet mijn moeder ook altijd. ik loop liever achteraan.”

Hoe kunnen we zo lopen dat we allemaal achteraan staan?

“we moeten allemaal naast elkaar lopen, o nee dan kunnen we niet door de gang.  Iedereen staat al achter want de juf staat voor. Je kan ook steeds rond draaien (om je eigen as). Komen we dan ook in het lokaal? Nee we komen dan niet vooruit. “

We doen een oefening met rondlopen in de kring; Wie liep er voorop?

Ook de kleuters vechten regelmatig om hun plekje in de rij.

Hoe belangrijk is het dat je voor in de rij staat?

“Als je op de 3e plek staat mag je niet duwen. Mag je duwen? nee! Wat is duwen? Kleuters doen in de kring voor wat duwen is. Hoe los je dat op? De juf moet zeggen wie er vooraan mag staan. Je kan ook vragen “Zou je een keer achter mij willen staan in de rij?” Je kan ook sorry zeggen.”

Wat moet je doen  als er twee kinderen op dezelfde plek willen staan?

Ik praat er ook over met een meisje uit groep 4 : “De juf moet het oplossen. Wat kan je zelf doen? “Een stap achteruit”

 

Posted by | View Post | View Group

stout

Naar aanleiding van het verhaal van “hondje Nee” filosoferen de groepen 4 door over stout zijn. Over zelfbewustzijn, denken stoute plannen en stoute daden en wel of niet verdiende straf.

Filosoferen met kinderen

Hondje Nee!

Wie weet er nog iets van het verhaal van de stoute hond?

teken een stoute hond

“Ik ga niet het hele verhaal vertellen, dan wil ik wel, maar  dan kunnen de andere kinderen niet praten. Hij dacht dat hij een lieveling was, Max, maar hij was stout, en dan riep iemand steeds Neeeeeee! Hij wist niet dat het stout was, omdat hij dacht dat hij Nee heet. Hij is nooit lief geweest, daarom weet hij niet wat lief is. Honden kunnen niet denken dus die zijn niet stout.Hij weet niet dat zijn baas weg is.  Misschien is hij zijn baas kwijt. Hij ging steeds met zijn neus snuiven, want hij wil zijn baas terug.  Ze zeggen te veel nee! Mag die hond eigelijk wel iets? “

Als je niet weet dat je stout bent kan je dan stout zijn?

“Hij kan niet weten of hij lief of  stout is, hij heeft wel slechte dingen gedaan, maar hij weet niet dat het stout is. Die hond is gewoon koekoek. Kan hij dan wel stout zijn? Ja, dat kan wel. Kan een hond eigelijk wel een vogel zijn? Die hond is gewoon dom. Kan je dom en stout zijn . Dat kan je een of twee dagen doen. Als je straf wilt krijgen ben je dom en ook stout. Als je geen straf krijgt ben je dan niet stout? Als je straf krijgt ben je niet altijd stout.”

Geldt dat ook voor mensen?

“Soms. Een klein babytje is lief. Ben je alleen stout als je weet wat dat is? Soms weet je het wel. Weet jij nog dat je een baby was? Als ik me nu als een baby gedraag dan .. ben ik dan lief of stout?

Stoutste hond verkiezingen

We doen een spel in de kring met plaatjes van honden. Welke hond is het stoutst?

“De hond in de wc is stout, want een hond kan niet naar de wc. Die hond heeft te veel wc papier gebruikt. De hond die rookt is stout. Honden mogen niet roken. Je kan er dood van gaan. Hij had hem gewoon kunnen laten liggen. De hond in de modder is niet stout. hij gaat een huis maken. Hij heeft een bunker.  Ik vind het gewoon schattig. Het is wel stout. Misschien wil hij wel ontsnappen. Je ziet mijn gezicht niet. Kan je dan weten of hij stout is? Je kan met je hele lichaam stout zijn. Je ziet het aan zijn ogen en aan zijn mond. dat hij stout is. Het hondje in de kooi is niet stout want die doet niets.

M. heeft snot uit zijn neus. Is dat stout? nee! dan komt van het lachen, dat is per ongeluk.

Is deze hond stout : Hij heeft zijn mond dicht. Nee hij is niet stout, want hij is een hond.  Een hond kan niet goed denken. Als je niet kan denken kan je dan stout zijn? Je kan wel stout zijn als je niet nadenkt.  bijvoorbeeld; dan pak je een boterham en dan denk je niet na. Een hond heeft toch een geheugen, hij weet hoe hij moet eten. Hij is niet stout maar hij is stout geweest. Wanneer is hij op zijn stoutst? Als hij zich ermee vast zet. Als hij het van te voren bedacht heeft is het gemeen. Een hond kan doen wat hij wil, want hij is een dier. Hij is nooit stout. Als jij een snoepje wil pakken en je doet het. Wanneer ben je dan stout als je het bedenkt of als je het doet? als je het doet, als je het bedenkt een beetje stout. “

Vraag voor het filosofie klassenboek; kan je stout zijn als je het niet weet?

 

Posted by | View Post | View Group

regels van de bal

Elke les oefenen we de regels van de bal.

“Als je de bal hebt mag je praten. Anderen mogen dan niet praten. Waarom doen we dat zo? Anders praat iedereen door elkaar heen. Is dat erg als we door elkaar heen praten? Dan kan niemand vragen stellen aan de juf. Niemand kan dan antwoord geven. Je kan elkaar niet horen dan. Is dat belangrijk? Wie zegt er iets belangrijks? Degene die de bal heeft zegt iets belangrijks.”

“je moet iemand gunnen een antwoord te geven”

Posted by | View Post | View Group

Doe iets wat je goed kan

Een van de rituelen die we altijd in de filosofieles oefenen is de regels van de bel. Dat doen we door te gaan zitten als “mensen” (zo noemen de kinderen dit zelf) als de bel gaat en een beweging naar keus van een van de kinderen. J. zegt we gaan gewoon lopen door de klas. Een kind telt af tot nul en zegt “go” de kinderen lopen kris kras door het lokaal. De bel gaat. Iedereen zit weer “als gewone mensen”  op zijn plaats. Ik vraag om observaties. “S. liep niet normaal” Wat was dat dan wat je zag? “het was een gek loopje van iemand beroemd…..die Surinamer” Ik begrijp dat hij Michael Jackson bedoelt. We gaan allemaal lopen als MJ. Dan heeft een ander kind een nieuw idee “we gaan iets doen wat jezelf goed kan”  De ll die dit voorstelt doet een split in de kring.

Zij ging splitsen” Was ze echt gesplitst?

Posted by | View Post | View Group

Ik luister niet!

Filosoferen met groep 4; Vaak lees ik als stimulus een verhaal voor. Ik kijk de kring rond en vraag wie luistert er naar het verhaal? Het is eigenlijk een retorische vraag omdat de kinderen als reactie op die “vraag” altijd direct in de luisterhouding gaan zitten. Dit keer zit T. Met zijn vingers in zijn oren. Ik kijk naar hem en vraag “Waarom wil je niet naar het verhaal luisteren? hij zegt:

“Ik ben met mijn moeder. Ik moet luisteren, dat wil ik niet. Ik wil dan playstation spelen. Ik wil het niet horen. Waar praat je moeder over? Ze maakt grapje met de kapper” Is dat hetzelfde als voorlezen? ”

Ik krijg geen antwoord. Hij haalt zijn vingers uit zijn oren en ik lees het verhaal voor aan alle kinderen.

 

Posted by | View Post | View Group

spookhemd

Omdat het carnaval is op school komen de kinderen van groep 3, 4 en 5 verkleed in de filosofieles. We onderzoeken wat je nodig hebt om je te verkleden. Hoe kan je weten wie het is? Wanneer is het eng is? Wat is herkenbaar? We onderzoeken relaties tussen herkenbaar, eng menselijk en de rol van onze waarnemingen en herinneringen daarin.

Ik lees het verhaal voor van de boze heks “het spookhemd”

Wat doet de egel?

“De egel heeft het overhemd van de heks gepakt. De egel liet de heks schrikken. Is de egel eng? Ja hij zegt tegen de heks heftige dingen. Wie is er verkleed? Wie is eng? Eigenlijk is de heks eng, maar de egel heeft de heks bang gemaakt. Maar de heks heeft de egel een lesje geleerd. De egel wou een grap maken.”

Waarom wilde de egel het hemd van de heks?

“Hij wilde er als een spook uitzien. De egel wil spook worden, omdat hij iedereen wil laten schrikken. Lukte dat? Nee, want je zag zijn stekels er doorheen. De egel ging stampen met zijn voeten en spoken hebben geen voeten.   Zag hij er ook als een spook uit? De egel kan niet vliegen, want vliegende egels bestaan niet. Ik heb hem niet gezien. Er was niemand bang. Hij was geen spook. Waarom is de egel geen spook?  Hij is een dier.  Nee, een dier is geen spook. Kan een dier zich verkleden? Een dier is geen spook. Wat is een spook? Een spook is een geest.  De haas kon het zien. Hoe kon de haas zien dat het geen spook was? Egel had zijn gezicht niet bedekt. Als  je gezicht niet bedekt kan iedereen zien wie je bent. Is dat altijd zo? Als je je gezicht bedekt, dan vaak niet , maar als je slim bent kan je , hoe dan? Dan zie je de pootjes, dan weet je door de pootjes (van de egel) dat het geen spook is. Je zag de egel zijn vacht nog, dus ze wisten dat hij het was. Je kon hem half zien. Het lukte alleen bij de heks, niet bij de andere dieren. De haas was bezig dus die lette niet op, hij kon het gewoon horen. En de haas wist zeker dat het de egel was, omdat uil nooit zoiets kinderachtige zou doen.  de Egel kon ook zijn stekels afknippen dan zagen ze niet dat het de egel was.” 

Hoe kan je je verkleden dat niemand ziet dat jij het bent?

We doen een spel in de kring met een deken waarmee je jezelf kan bedekken. Een kind doet dat voor in de kring en wikkelt de deken om zichzelf heen. Nee dan zie je de benen en de voeten nog. ik zie nog steeds I.  Ik kan nu nog steeds I zien. Hoe weet je dat zij dat is? door haar schoenen. Zijn er anderen die dezelfde schoenen hebben? Je ziet haar schoenen en haar trui. En als je de schoenen en de trui uittrekt? Kan je dan zien dat zij het is? Ze moet naar beneden en dan bukken en de hele deken over haar heen leggen. Weten jullie nu nog of het I. is. Je kan het zien omdat we haar samen bedekt hebben, dus we weten het.  Er gaat een kind naar de gang. Een ander kind verstopt zich onder de deken. Iedereen verwisselt van plaats. Kind komt terug, het is J. want ik zie geen één J.  We doen het nog een keer , maar dan verstopt niet alleen een  kind zich onder de deken , maar ook een   kind zich ergens in de klas. De “binnenkomer” raadt het direct, want het is B. want die zit altijd naast J. We oefenen verder “eigen onderdelen” laten zien onder de deken vandaan; een hand een voet, een been etc. Ik vraag de kinderen die mogen raden wie er onder de deken ligt hun denkproces aan ons te vertellen;

“Als hij gaat staan dan zie je zijn schoenen dus dan weet je het wie het is. Je weet dat er een mens onder zit , want hij beweegt en je ziet een kopje.  er zitten er twee onder. Hoe weet je dat? Ik zie twee bulten. Ik denk “Het is een meisje en een jongen, of twee meisjes of twee jongens.”  Ik denk dat het een meisje is. Het is de hand van M. , want die is een beetje donker.”  Als je de kinderen telt in de kring dan weet je wie er onder de deken ligt. Je kan ook verwisselen van plaats ” Het is D, want die zit altijd naast zijn vriend. “

Hoe zie je er uit als je verkleed bent?

“Je kan er als prinses uitzien. Dan heb je een jurk en een kroon.  Kan je ook prinses zijn zonder mooie kleren? Ja/ nee , ja dat kan wel. Als ik als een skelet verkleed ben en ik praat gewoon dan weet iedereen het.”

Kan je je eng verkleden?

“In je eigen kast kan je kijken of je een pak hebt, anders kan je naar de winkel. Je kan je verkleden als een heks. Zie je er dan eng uit? Je ziet er wel eng uit, maar je bent niet eng, want je bent nog steeds een mens. Zie je er altijd eng uit als je je verkleedt?  Ik heb niet gezien of de egel er eng uit zag. Je ziet er niet altijd eng uit als je je verkleedt, alleen met Halloween, dan wel, dan heb je nep bloed, make-up en een eng pak.  Niet altijd zie je er niet-eng uit.  Als je weet hoe je moet schminken kan je er eng uit zien. Als je er als Chucky uitziet ben je dan eng? Als je echt zo kan schminken dan wel. Schminken is niet genoeg, je moet ook haar knippen. Als je een professionele Schminker bent kan je het wel doen. Wie is er bij een professionelen schminker geweest? Je kan je ook nep-verkleden. Geloven anderen het dan?  Als je je eng verkleedt, dan ben je niet eng, maar dan doe je eng. Als je eng doet, ben je dan niet eng. Je bent niet altijd eng. Waarom niet?  Sommige geloof je , anderen niet.  Wie geloof je? Als je mensen niet kent, dan niet, ze weten hoe je er uit ziet. Mensen op straat schrikken wel als je een verkleedpak hebt, je broer en je mama niet. Hoe dan? Je hebt toch een pak aan? Door je schoenen. Elke keer als het carnaval of Haloween is dan heb je dezelfde verkleedkleren en dan weten de mensen het gewoon.  Je kan ook een klei-masker voor je gezicht maken en verven, dan zie je het ook niet meer.  Niet altijd ken je die persoon. Als je slaapt dan kan je iemand niet aan horen komen en dan schrik je wel; Mijn moeder heeft mij een keer in mijn slaap laten schrikken met een masker.”

 

We spelen met de groepen 5 het herkenkennigssspel: Er gaan twee kinderen naar de gang en ze laten iets van zichzelf zien door het deurraampje (filosofisch; wat is van je zelf, Hoe weet je wie het is, kan je zien wie het is? Kan je dat zeker weten? ), Kinderen tonen hun verkleed attribuut, een das, een snor een pruik. De kinderen in de klas raden het omdat ze dat gezien hebben bij dat kind. Al doende en herhalende gaan de kinderen met elkaar de verkleed attributen wisselen. Wie was het. Vervolgens laten ze “eigen dingen” zien door het raampje.  zoals een vlecht of een hand, ze combineren de show samen en laten gezamenlijk (uiteindelijk 3 kinderen op de gang) één ding zien dat hen gedrieën voorstelt. “Het was N. Want die liet haar sok voor het raam zien, ik kan het zien want haar schoen is los.”. “Waarom zou ik mijn eigen sok laten zien? Gewoon voor de lol. Dan zijn het grappen. Een raadsel, foppen.”

Vraag voor het klassenboek: hoe kan je iemand foppen?

 

Posted by | View Post | View Group

Vlekjes

Met de kleuterklassen onderzoeken we en denken we na over vlekjes hebben, ziek zijn, ziek worden en vlekjes krijgen. Over goede raad en troost.

als de kleuter binnenkomen ligt er een dekentje in de kring met een bobbel eronder…

Ik speel met de muis; Muis wordt wakker en trekt zijn rode broekje aan. Hij gaat lekker buiten spelen en roept zijn vriendje varkentje. Hij zoekt en hij wandelt rond. De kinderen doen het na met de muis en praten erbij. Het muisje snuffelt, roept en wandelt rond. Hij hoorde een zacht knorretje ergens vandaan komen (de kinderen maken het geluid) Dan vindt de muis het varkentje onder de deken, midden in de kring. Spelenderwijs raken de kleuters betrokken in het verhaal als spelers, praters en denkers.

“Varkentje , waar ben je? Er komt een zacht  knorrend geluid.  Wat zit er onder dat dekentje?  Het is Varkentje. Varkentje wat is er aan de hand? Hij heeft vlekjes, hij is ziek. Hij heeft rode stippen. Waterpokken. Er komt water uit.  Hij voelt zich niet goed. Hoe weet je dat? Als je ziek bent heb je dat soms. Vlekken. Wat is een vlek?  Een rode vlek. Ben je dan ziek? Ja. Hij is ziek en heeft rode pukkels. Het muisje onderzoekt het varkentje en snuffelt aan zijn oortje. De muis kruipt bij het varkentje onder de dekens. Niemand mag daar, anders ook ziek. Weet de muis dat? Hoe is het met de muis? Is hij ook ziek? Muis ben je ook ziek? Nee, ik ben niet ziek. Waarom niet? Muis heeft geen rode vlek. De muis gaat rondrennen en vertellen dat varken ziek is. De kinderen spelen de muis. Hij vertelde het ook tegen de uil. Wat zei de uil? Hij moet naar het ziekenhuis. Waarom? Hij heeft rode vlek. Wat doet mama als je ziek bent?  Je moet dan met een dekentje. Soep maken.  De uil zegt dat we soep moeten maken. Chocoladesoep. Gaat de muis soep maken? Nee/ja. Lekkere soep. Wat moet erin? Tomaten. Waarom tomaten. Omdat het gezond is. De muis zegt tegen beer ; “beer, varkentje is ziek”  De beer bromt en gromt zachtjes. Wat eet de beer? (er staat een klein glazen potje bij de beer) Beren eten jam. Beer geeft jam aan het zieke varkentje. wat moet hij doen? Hij moet een boterham met jam maken. Helpt jam voor de vlekjes? Nee dan wordt het nog harder rood. Pukkels zijn ook rood. Toe kwam het vogeltje ook langs. Het vogeltje zegt ” als je veel in bed ligt dan wordt je beter. Bloemen helpen. Dan gaat het varkentje meer geluid maken. De muis dacht dat het varkentje weer beter was.  Het varkentje ging weer buiten wandelen. Ben je niet meer ziek? Hij heeft nog wel vlekjes, maar hij is beter geworden door de siroop, speciale drank.  Wie kan de vlekjes bij het varkentje tellen?  Toen kreeg de muis pijn in zijn buik. Hij pieptje zacht.  Hij ging samen met het varken. Als de kinderen hun ogen dichtdoen heeft het muisje ineens vlekjes gekregen. Het varken zegt ; ga maar lekker in bed liggen, ga maar slapen, mijn vlekjes worden minder, ik ga wel voor je zorgen. Hoe zie je er uit als je ziek bent? Dan wordt je nog warmer. Dan krijg je zachte wangen. Dan ga je zo zitten..Hij moet naar de dokter.  Hij moet medicijnen hebben. Wordt de dokter ook ziek? Nee de dokter wordt niet ziek. Hij heeft handschoenen en een witte jas en iets voor zijn mond.  Ik plak een pleister op de mond van de dokter.

Dokter Ezel heeft een pleister om zijn mond

Alle kleuters gaan zich verstoppen als zieke muisjes. en we zingen een liedje:

“Wie is er ziek, wie is er ziek,

zie je het wel of zie je het niet.

Kijk maar in de kring.

Luister wat ik zing

Dit kindje is niet meer ziek.

Alle kleuters kijken om de beurt in de spiegel om te zien of ze ziek zijn. “Ik heb geen vlekken , maar ik ben wel ziek.”  Dan liggen alle dieren uit het verhaal in de kring onder het dekentje. Zijn ze nu allemaal ziek? Wie moet er nu voor ze zorgen? De bloemen. De dokter. Ze moeten naar het ziekenhuis. We stoppen ze bij elkaar in het dekentje in een tas. We brengen ze zo naar de dokter. Moeten mensen als ze ziek zijn ook in een tas? Nee dat past niet, mensen hebben voeten.

Posted by | View Post | View Group