Wie is er slim?

Groep 4 denkt na over sim en slimmer, over werken, samenwerken en vrienden. De kinderen oefenen in de bewegingen van luisteren en vragen stellen.

Ik vertel de fabel van de Beer en het Varkentje. De beer geniet van de zomer en het varkentje werkt hard aan zijn wintervoorraad. Ik laat het einde van het verhaal open en stel een vraag over hoe het afloopt.

En toen zei de beer tegen het varkentje?

“Zullen we een appeltje eten? Gaan we samen trouwen? Bedankt, omdat het beertje heeft geholpen. Kom je volgende week weer langs? Gaan we volgend jaar weer van je appels eten?…”

Oefenen in vragen stellen.

We doen een rondvraag in de kring waarbij de kinderen afwisselend varken en beer zijn en een vraag stellen aal elkaar.

“Kom je volgende week ook? Mag ik je opeten? Heb je kinderen? Mag ik bij je eten varken? Hoe oud ben je? Kan ik nog wat voor je doen? Mag ik altijd bij je komen eten? Gaan we volgende keer naar het restaurant? Gaan we samen wonen? Gaan we buiten spelen? Gaan we morgen blaadjes zoeken? Mag ik altijd bij je slapen? Mag ik bij je logeren? Zullen we beste vrienden zijn?”

Wat doet de beer in de zomer?

“Vissen vangen en vissen eten. Hij wou hem helpen en hij ging nadenken of hij hem wou opeten. Toen de winter klaar was ging de beer naar een boom.”

Wat doet het varken in de zomer?

“Het varken wou water pakken uit de sloot. Hij verzamelt en bewaart voor de winter. Het varken ging de hele zomer dingen verzamelen voor de winter.”

Wie is slimmer het varken of de beer?

“Het varken. De beer is slimmer, Hij ging in de zomer gewoon eten. En het varkentje ging in de winter zijn eten eten. Het biggetje is heel slim, want hij ging een bunker maken voor de winter. Het big is slimmer want hij heeft eten en een bunker. Allebei zijn ze het slimst. Het varken want verzamelt voedsel voor de winter.  Het varken want hij zegt dat de beer eerst voor hem moet werken. Het varken is niet slim want hij ging bijna zinken. Ze zijn allebei slim. De beer is wel slim want hij kan zwemmen. De beer is wel slim omdat hij het varken ging helpen.  Hij is niet slim want hij at een appel met een worm en daar krijg je buikpijn van. Het varken is niet slim , want dan gaat zijn eten op. Het varken is slimmer omdat hij de beer vraagt om hout te hakken.”

Wie heeft een leuker leven?

“De beer heeft een leuker leven omdat hij ging werken voor het varken, voor eten voor een fijn leven. Dan kan je gewoon samenleven. Nee in vind van niet, ik wil liever niet voor iemand werken. Soms doe ik wel iets voor mijn tante bijvoorbeeld kleding opvouwen.  Het is fijn als iemand voor je werkt want hij helpt je. De big heeft het leukste leven want hij heeft de beer als vriend. De beer heeft andere dieren. Nee dat klopt niet, er zijn geen andere dieren. Dat kan je gewoon niet weten want daar gaat het verhaal niet over. De beer heeft het beloofd. Ik heb gehoord dat de beer eenzaam is, omdat hij andere dieren opeet.”

Wie zou jij het liefst zijn?

“De big omdat hij slimmer is.”

Wie wil jij het liefst als vriend? Oefening in luisteren.

We doen een draaipraatje; vraag aan je buurman wie wil je het liefst als vriend? En waarom? De kinderen vertellen in de kring om beurten wat hun buurman heeft gezegd. Dat blijk nog een klus te zijn om dat te onthouden.

“De beer omdat hij sterker en liever is. De beer omdat hij sneller en slimmer is? De beer is liever omdat hij het netjes ging vragen”

Filosofieles ontworpen in opdracht van Stichting Rotterdam Vakmanstad In samenwerking met Mirjam Poolster

Posted by | View Post | View Group

zelf

De kleuters, groep 1 en 2, denken na over “wat ben je”, spiegelbeeld, “wat word jij?” identiteit, oorsprong en ergens bij horen.

Er ligt een blauwe lap in het midden van de kring, de kleuters die binnenkomen vragen wat het is. “waarom ligt het daar?..Het verhaal begint met een ongeduldige moedereend. Haar eitjes komen een voor een uit. Het zijn zachte, gele, piepende kuikentjes. De kleuters voelden aan de zachte moedereend, het zakje met donzige veertjes. Een groot ei blijft gesloten. Het duurt lang en dan gaat het open. Moeder een kijkt …en wat zie ze, wat komt er uit dat ei???

“Een beestje, een kuikenbeestje, het is een zwaan, zijn lichaam is wit, een haan, een zacht kuiken,hij is grijs en groot, het is een babytje,  hij is zwart, het is een eend, een lange eend , maar geen familie, het is een andere! Het is een slangenei, het kan ook een zwaan zijn. Het is wel een dier, want hij heeft een bek.. 

Het eendje is bang voor de blaffende hond en gaat liggen. De  kinderen laten zien hoe je bang kan liggen.

Na de herfst en de winter wordt het weer voorjaar en het eendje ziet andere dieren in de tuin, in het water. 

“het is een zwaan.”

Wat ziet het eendje in de spiegel?

“Een spiegel, een zwaan. Zijn eigen beeld, zijn eigen lichaam. Hij dacht dat hij een eend was maar hij was een zwaan. “

Was het altijd al een zwaan?

“Nee, het was eerst een slang. In het water was hij eerst een slag. Nee, het was altijd al een zwaan. Wist hij dat? Nee! Waarom hebben de ouders dat niet verteld? Wist zijn mama het? Nee, zin mama wist het niet.  Ze dacht dat het een heel lelijk eendje was.Ja ze wist het wel. Ze heeft niets gezegd omdat ze niet kan praten.Ze wist het niet wat zat er in dat ei. Het was een kuiken, een kuikenzwaan. De moeder eend wist het al, maar ze wou het niet zeggen want dan zou hij niet blij zijn. Waarom niet? Hij wou eend zijn. “

de houten diertjes worden in de kring gezet

In de kring zetten de kinderen de diertjes neer ; eendjes , zwanen en ganzen. Ze houden de spiegel voor de diertjes.

Dan kijken de kinderen om de beurt zelf in de spiegel.De kinderen kijken ook zelf in de spiegel en vertellen wat ze zien. Donkere haren, donkere ogen. Wie heeft er donker haar , wie heeft het lichtste haar?

Wat zie jij als je in de spiegel kijkt?

Dat ben ik zelf, dat is de juffrouw zelf, ik ziet er zit een tand eruit. Waar is die tand? Die is weg. Wat zie je in je mond? Grote mensen tanden. De tand is bij de tandenfee. Ik zie mijn nieuwe mensen tanden. Op mijn neus een streepje, mijn ogen zijn bruin.”

Kan je ook haar (kleur) kopen?

“Nee! het groeit gewoon. Als je kaal bent kan je het koep. Mijn vader heeft zijn haar afgeschoren, omdat hij kaal wil zijn.”

Posted by | View Post | View Group

Vechten of vluchten

Met groep 5 Kijken we naar de film “the Boy Who wanted to be a Lion” (Alios Di Leo) De kinderen denken na over overwinning en zelfvernietiging. Over jezelf zijn, over identificatie of iemand anders willen zijn. Over willen winnen of willen verliezen of niet willen winnen. We raken verstrengeld in de logica en de wet van de uitgesloten derde, we ontdekken verschillen tussen twee schijnbaar gelijken.

Wat heb je gezien?

“De jongen ging de leeuw diep aankijken. Want hij wilde een leeuw zijn. De leeuw zag dat hij een nep staart met zijn handen pakte en daardoor zag de leeuw dat hij een mens was en geen leeuw. De moeder ging tegen hem schreeuwen , maar hij hoorde het niet omdat hij doof was, maar hij begreep wel aan zijn moeder dat ze boos was, omdat hij het zag. “

Waarom?

“Omdat hij leeuwen leuk vindt, hij wil vrienden zijn met de leeuw. Hij wilde dood gaan omdat hij doof is. De jongen heeft zich verkleed als leeuw want hij wilde heel dichtbij de leeuw zijn.. hij ging de kooi in omdat hij de leeuw cool vond. Hij wilde bij de leeuw wonen, omdat zijn moeder boos was.  Hij wil vrienden zijn met de leeuw.”

Is hij ook een leeuw?

 

“Nee zijn gezicht is nog zijn gewone gezicht. Als hij het pak aantrekt  krijgt hij krachten. Een leeuw kan hoog springen en hij kan het ook door het pak. Hij wilde niet met zijn handen eten, want dat doet een leeuw niet.  Hij wist dat hij als mens niet zo maar naar binnen kon gaan. Dus hij moest er uitzien als een leeuw.”

De kinderen verzinnen zelf vragen over de film:

Waarom doet hij het hek open?

“Omdat hij denkt dat de leeuw vrijheid verdient. Omdat hij de leeuw leuk vindt, Omdat ze met de hele school naar de dierentuin zijn geweest. Omdat hij vrijheid wil. Misschien vindt hij het zielig. De jongen kijkt blij naar de leeuw, omdat hij niet verdrietig was. Het is zielig want de leeuw staat gewoon alleen. “

Waarom wil de jongen aandacht van de leeuw?

“Omdat hij gek is. misschien ene beetje, maar hij wil gewoon kijken hoe die leeuw doet. Omdat een leeuw een dier is en anders dan mensen.”

 

Wil de jongen winnen van de leeuw?

“Nee, hij wil alleen maar kijken, hij wil winnen van de leeuw. Als die jongen ging winnen , dan zou de leeuw ergens anders zijn. Als de leeuw in een kooi zit dan heeft de jongen gewonnen. Hij wil niet in de leeuw zijn, alleen kijken hoe het gaat. Als hij wint is hij populair in de klas. Hij wil winnen want hij wil de baas zijn van de leeuw. Hij wou winnen om de wedstrijd van de leeuw, dan wordt hij de nieuwe baas. Hij wou winnen dan is hij de baas en de knapste van de klas. Als hij zou winnen is hij nog steeds niet de baas, want er zijn andere leeuwen, dan zouden de andere eeuwen hem aanvallen. “

Visualisatie en digotomiseren van “stemming” JA?of NEE?

De kinderen hebben afgelopen week nagedacht over bovenstaande vraag. Een jongen uit de klas heeft een inventarisatie gemaakt in het klassenboek van ja en nee. De kinderen die nee hebben geantwoord krijgen een rood papiertjes en de kinderen die ja hebben gezegd een groen papiertje. We doen een oefening in de kring; alle roden gaan links van mij zitten en alle groenen rechts. We zien goed dat er meer roden zijn dan groenen. Dan is de opdracht aan de kring om rood en groen gelijk te vermengen door elkaar. Er wordt geschoven en gewisseld in de kring. Rood en groen is gelijkelijk over de kring verdeeld.

We gaan in gesprek in de kring over de vraag en diepen het verder uit. De kaartjes in de kring geven voor mij als gespreksleider de start positie van de kinderen aan.

Waarom wil de jongen niet winnen?

“Hij wilde gewoon spelen met de leeuw want hij vond de leeuw leuk, en toen heeft de leeuw hem opgegeten. Hij wou gewoon doodgaan omdat hij doof was.   Als je niet wil winnen dan  wil je verliezen.”

Is dat hetzelfde?

“Ja, als je wint dan wil je gewoon winnen, dus als je verlies dan wil je dus niet winnen. Het kan ook zo zijn dat je wel wil winnen, en dat je dan toch verliest, maar je wil niet verliezen.”

We doen een oefening.

Hoe sta je er bij als je wil verliezen?

“Enkele kinderen doen dit voor en gaan staan voorover gebogen met een hangend hoofd.”

Hoe sta je erbij als je niet wilt winnen?

“Kinderen gaan met hun armen over elkaar staan. sommigen met een onverschillige houding.”

Wat zie je voor verschil?

“We gaan in het gesprek terug naar de eerdere vraag waarvoor de groene en rode kaartjes zijn uitgedeeld.”

Wil de jongen winnen van de leeuw?

“De jongen dacht dat hij zou winnen van de leeuw. De jongen dacht dat de leeuw niet zou geloven dat hij een leeuw was. Je ziet zijn gezicht en zijn handen. Die zijn van een mens en de leeuw denkt dat een mens sterker is.”

Kan je een situatie verzinnen dat een mens kan winnen van een leeuw?

“Met een pistool, met een bijl, met schoenen je kan rennen, je kan hem met een auto overrijden. Je kan hem in een val lokken, maar dan moet hij er toch weer uit, je moet hem eruit halen, of hij komt er uit en dan heb je dus niet gewonnen. Je kan ook wegrennen.”

Heb je gewonnen als je wegrent?

“Nee dan heb je niet gewonnen. Nee als een tijger sneller rent dan eet hij je nog steeds op. Nee want je hebt niet gevochten. Als er twee jongens ruzie maken op het schoolplein en eentje rent er weg, dan is de ruzie er nog. Je hebt toch wel gewonnen als je wegrenten je bent sneller dan de ander.”

Filosofieles ontworpen in opdracht van Stichting Rotterdam Vakmanstad in samenwerking met Mirjam Poolster.

 

Posted by | View Post | View Group

Vrienden ZKF

Deze zeer korte filosofieles gaat over wat filosofie is en  de vraag “Heb jij een vriendin?” Groep 5 denkt erover na of dat een filosofische vraag is. 

“Bij filosofie gebruiken we onze hersenen” Iemand kan je vriendin wel zijn, maar dat weet je niet. Als je een meisje hebt dan kan je geen vriendin hebben.  Het is een weet-vraag , want je weet zelf wel of iemand je vriendin is.”

Posted by | View Post | View Group

De deur

Groep 4 filosofeert over binnenkomen, buiten blijven, binnen en buiten, hoe doe je dat. Is er een buiten, wat is dat?

Ik vertel het verhaal van “de mooiste deuren overal ”

Wat doe je met een deur?

“Je kan  er door naar buiten gaan. Als je naar binnen wilt moet je de deur dicht doen. Je kan ook op iemand wachten voor de deur. Als het een klapdeur is kan je hem voor elkaar openzetten met een steen.”

Wanneer doe je de deur open?

“Als iemand aanbelt. Als je buiten bent en je wil naar binnen. Als je de sleutel in de deur doet. Als de postbode komt. Als je bij de winkel bent geweest en je hebt alles gekocht en je gaat weer naar huis.”

 

Wanneer doe je de deur open als je zelf niet naar binnen gaat?

“Als er kinderen bellen. Als de pizzabezorger voor de deur staat. Als kinderen belletje trekken. Als je buiten speelt en je zet een mandje voor de deur, dan blijft hij open, dan hoef je de deur niet open te doen als je naar binnen gaat.  Als iemand op visite komt.”

Wanneer doe je de deur niet open?

Hallo ik heb je gemist!

“Als je iemand niet kent. Hoe weet je dat? We hebben een camera bij de deur. Oma heeft een knopje om de deur open te doen. Als er niemand is. Kan je de deur open doen als er niemand is? Als je een spelletje doet met de bel en de deur dan denk je dat er niemand is. Maar dat mag niet. En er is wel iemand, maar die zie je niet, kinderen, die plagen “

Als je door de deur gaat, kom je dan binnen?  Hoe gaat dat als de deur uit het huis is gehaald?

“Nee, als je door een losse deur gaat kom je niet binnen , er is geen binnen. Er zijn geen muren. Nee, de deur ligt dan op de grond, dan doe je hem open en dan zie je alleen de grond, die erachter ligt.”

Kan je binnenkomen zonder de deur?

“Ja, maar je kan wel een nieuwe deur erin laten zetten.”

Staat er iemand voor de deur?

Binnekomspel

We doen een spel, een onderzoek, waarbij er steeds een kind op de gang staat en klopt , een ander kind doet open. De hele klas kijkt hoe iemand binnenkomt; Blij, lachend, voorzichtig, bang,… we nemen gedragingen (van emoties) waar, benoemen ze, kijken waar de verschillen zijn, welke invloed je hebt als je de deur opendoet.  Wat gebeurt er als je blij open doet, boos…en hoe reageert de ander. Wat zie jij? Wat doe jij? Hoe komt dat? Kan dat ook veranderen?

“Ze  zei geen hallo, zei zachtjes hallo. Hij zei hallo en iedereen hoorde het. Hij kwam langzaam binnen. Zij ging wel lachen. Zij keek de anderen ook aan, Zij waren allebei bang,

Zij waren allebei bang!

want ze gingen op de tanden bijten. Zij ging huilen, dus ze was bang. Hij kwam boos binnen.”

Wat moet je doen als iemand boos binnen wil komen?

Je moet voorzichtig zijn als iemand boos is.

“Je moet voorzichtig zijn als iemand boos is.”

 

 

Posted by | View Post | View Group

Wolfje

Met groep 3 denken we na over gevaarlijke dieren. Jij en de groep, waar hoor je bij, hoe weet je dat, kan je dat zien?  Wat is gevaarlijk, hoe ziet het eruit?

Gerda Wagener & Jozef Wilkon; Lemniscaat

Ik vertel het verhaal van een wolf die wolfje heet. Niemand is bang voor hem. hij speelt met de konijnen en eet schapenzuring.

Is Wolfje gevaarlijk?

“Nee! want hij doet vriendelijk. Hij lijkt wel gevaarlijk, maar hij doet vriendelijk dus hij is het niet. Als je vrienden wordt dan niet. Het is geen echte wolf omdat hij blaadjes eet. Hij doet niet wolverig , zoals echte wolven. Echte wolven eten vlees en jagen op mensen. Als er andere wolven zijn is hij wel een echte wolf. Hij lijkt er wel op , dus blijft hij gewoon een wolf. Een wolf is gewoon een wolf. Sommige wolven zijn lang en dun, anderen zijn klein en dik, en die zijn allemaal wolven. Als het eng is dan is het een wolf. Mensen kunnen zich verkleden als wolf.”

Wat is er met wolfje aan de hand?

gevaarlijke “onderdelen”

“Hij is vrienden met de konijnen en daarom gaan zijn broertjes hem uitlachten. Hij hoort bij de wolven. Maar hij  kon niet janken als een wolf. Hij piepte als een muis, als een reuzenmuis.”

Kan je een wolf zijn als je piept?

“Nee! Dat kan niet.  Ja, hij hoort toch bij de wolven , hij moet het gewoon nog leren, hij jaagt ook als een wolf.”

Is hij een wolf of niet?

“hij is geen wolf want hij speelt met konijnen en vissen en eet gras. Ja hij is wel een wolf, want hij moet die dieren opeten waar hij mee speelt. Wie zegt dat? Hij moet het gewoon want hij is een wolf. Sommige wolven zijn nog jong,maar hij hoort wel bij de wolven. Hij is donkergrijs, omdat hij broertjes heeft die zijn ook grijs en die zijn ook wolven. “

Gevaarlijke dieren

We doen met elkaar het gevaarlijke dieren spel: Cartoonist Gideon Borman heeft gevaarlijke dieren ontworpen voor deze les. De platen zijn opgeknipt in losse onderdelen en de kinderen leggen uit of het een gevaarlijk onderdeel is.  De kinderen puzzelen de onderdelen in elkaar en vertellen waarom en wat het voor een dier is.

Is een mond gevaarlijk? Een vacht, een poot?

Ben jij bang voor gevaarlijke dieren?

“Ik vind geen dieren gevaarlijk, want ik houd van dieren. Als ze in een kooi zitten ben ik niet bang voor dieren. Als er glas tussen zit, tussen het dier en mij dan ben ik niet bang. Van een kat ben ik niet bang, dat is het enige dier waarvoor ik niet bang ben., ik doe hem in een doos. Ik ben niet bang voor katten want ik houd van katten. “

Zijn grote katten gevaarlijk?

“Dan is het een tijger, dat is een soort grote kat. Als ze tanden hebben kunnen ze je opeten. Een muis heeft ook tanden , zijn die gevaarlijk. Nee! Ja, wel als ze binnenkomen in huis, dan eten ze alles op.”

De kinderen maken een gevaarlijk dieren kwartetspel , ze kleuren de gevaarlijke dieren-onderdelen in groepjes van 4.

De dieren krijgen namen: Snuitdier, Zwartoog en Boze wolf..

 

 

 

 

Posted by | View Post | View Group

Roosje het reuzenschaap

Al doende denken

Er ligt een berg wol in de kring als de kleuters binnenkomen in de filosofieles. Witte vachten geverfde krullen; oranje, groen, blauw en nog meer. Bovenop deze berg staat een mandje met een deksel. Kleuters maken identificaties en signaleren verschillen, mens en dier, het individu en de groep, ergens bij horen, herkomst,  mogelijkheden en oplossingen. Ze kijken , voelen, denken, ontdekken, leggen verbanden, veranderen van mening  en praten met elkaar.

Wat is dit?

“Een konijn, een kip omdat er een nest is, Een vogeltje, het lijkt op een nest. Een dekentje voor de kip.Een kat omdat hij in een nest kan komen. De kat kan in het nest gaan liggen.

Van wie is het?

“Van een beest. Het is van een spin. Het is zachtjes. Het is van een koe. Nee het is van een schaap omdat het wit is. Het groene is van de blaadjes”

“Het is een schaap, het is haar van een schaap. Hoe heet dat? Dat heet wol.”

Het is klauwhaar van een beest. Wat voor beest? Van een monster. Nee het is van een heks. Hebben heksen zulke haren? Het is van een schaap.”

“Het is een pruik met een hoofd. een sjaal , het is zacht. het is van plastic. Nee het is een zacht dekentje. We zijn op de boerderij geweest en daar werden schapen geschoren. Het is van een schaapje. De rode is van stof. De witte is van een schaap. De rode is wel van een schaap. het is gekleurd door zuurstok.  Die oranje is niet van een schaap.  Er zijn geen oranje schapen maar het is wel  wol. Het is geverfde wol van een schaap. Nee het is van een rood paard, het moet uit de dierentuin komen.” 

De kinderen maken het mandje open en er zit een klein schaapje in met gekleurde wolletjes.

Het is een poppetje van een schaap!

“Het is een poppetje van een schaap.”

Ik vertel het verhaal van Roosje het reuzenschaap*, dat afgedankt wordt door de boeren die voor haar zorgen. Ze vlucht en ziet de olifant van het circus, die is ook groot. Ze vraagt aan de circusdirecteur of ze erbij mag. De circusdirecteur wil Roosje er niet bij.

Waarom niet?

“Nee! Want dan worden de mensen bang. De mensen willen het schaap niet zien omdat hij groot is.  Hij is nog groter dan de olifant.  De deur is te klein. Roosje is te groot. Als hij naar binnen gaat is hij te groot. Hij is te dik. Anders kunnen de andere dieren niet in de tent. De olifant is er al en anders gaan ze ruzie maken.  Hij moet naar de dierentuin. Waarom moet ze naar de dierentuin? Kan ze ook naar de andere schapen? Nee wat anders eet ze al het eten op. Dat kan wel want alle schapen worden groot. De dokter kan ook Roosje een drankje geven dat ze kleiner wordt, dan kan ze naar een kleine boerderij of een circus. Grote en kleine schapen kunnen bij elkaar, want ze eten toch niet alles op.”

“Er moet iemand opgesloten worden. Maar wie? De olifant moet in een kooi omdat hij anders het circus kapot maakt. Het schaap gaat alles kapot maken.” 

Waar moet Roosje naar toe als ze niet in het circus mag?

“De kinderboerderij. Het schaap moet terug naar het circus, maar dat gaat niet. Grote schapen mogen niet naar de kinderboerderij, omdat ze te groot zijn. De familie van Roosje bestaat uit kleine schapen. Misschien zijn de kinderen wel kleine schapen. Grote en kleine schapen moeten in de kinderboerderij. Roosje moet naar huis. Ze moet naar andere boeren die hem lief vinden. Hebben die boeren nog andere schapen? die zijn ook groot. Maar er zijn ook babyschaapjes.

Wie is er wel/niet  bang voor een groot schaap?

“Nee, ik ben niet bang , want hij is lief. En hij kan me niet vangen want een schaap  heeft geen handen.”

We verkleden een kind als reuzenschaap als alle kleuters slapen onder hun stoel.

Wie is er bang voor dit reuzenschaap?

Hoe groot is het reuzenschaap?

We maken een kring groter en kleiner om te kijken hoe groot het reuzenschaap kan zijn.

 

*

Verhaal uit Roosje het reuzenschaap

 

Posted by | View Post | View Group

Vakantie voor thuisblijvers

De boze heks *moet weg uit het dierenbos. De dieren worden doodmoe van haar getover. De heks gaat weg naar haar zuster in het zuiden. Wie heeft er vakantie? Heeft de heks vakantie? En de dieren?

uit “verhalen van de boze heks” van H. Kraan, Annemarie van Haeringen

Wie heeft er vakantie?

“Nee ze willen dat ze weggaat. De heks haat de dieren. De dieren hebben pas vakantie als de heks weg is. De heks heeft vakantie want die gaat naar haar zus in het zuiden. Dat is een soort vakantie.”.

Wanneer heb je vakantie?

“Als je gepest wordt kan je lekker tv kijken en dan heb je vakantie. Je kan ook ergens naar toe gaan, je hoeft niet thuis te blijven tijdens de vakantie.  Als je gaat zwemmen heb je vakantie. Je kan ook in de tuin spelen, dat is ook vakantie. Als je naar je tante gaat heb je ook vakantie. Als het dichterbij is dan is het geen vakantie maar bezoek. Als de boze heks bijvoorbeeld naar Parijs gaat is het wel vakantie.  Het is gewoon vakantie omdat ze ergens anders heen ging. De heks ging met de bezem weg, niet met het vliegtuig. Als je zus in hetzelfde land woont is het geen vakantie. Als je lopend ergens heen gaat dan is het geen vakantie. Ik vind dat de boze heks op vakantie moet want ze is moe, ze is het een beetje zat. Ze kan ook de dieren omtoveren om op vakantie te kunnen, omdat de dieren steeds de heks boos maken. De dieren hebben eigelijk niet echt vakantie want ze missen de heks. Tijdens de vakantie moet het leuk zijn. Ze proberen eerst haar weg te jagen en daarna willen ze haar weer terug.”

Wie had er vakantie de heks of de dieren?

“De dieren omdat de heks wegging, dan kan ze ze niet omtoveren. “

Wie is de baas van de vakantie?

“De juf zorgt dat we vakantie hebben. Als ik op school ben dan is het veel te druk, dan heb ik geen vrij. De school beslist of je vakantie hebt. Nee dan heb je nog geen vakantie, want dan krijg je huiswerk in de vakantie.”

Kan je ook thuis vakantie hebben?

“De haas had vakantie zonder de heks, maar de andere dieren niet, de dieren vinden het leuk dat de heks achter hen aanjaagt. Dan komen de neven in de vakantie logeren. We pompen dan het opblaasbad op. Je hebt gewoon nooit echt vakantie. Grote mensen hebben nooit vakantie, die moeten altijd werken.; schoonmaken, kleren kloppen, huishouden doen. Ik heb ook geen vakantie want ik moet helpen. je kan ook een liedje zingen of dansen als je werk thuis moet doen . Dan is het wel een beetje vakantie. “

We doen een uitbeeld- spelletje: vakantie en werken tegelijk:

S doet voor hoe ze al balletdansend de ramen zeemt.

Zingend vegen

J. zingt tijdens het vegen. J.  lacht tijdens het schoonmaken van het bord.

Filosofieles ontworpen in opdracht van Rotterdam Vakmanstad in samenwerking met Mirjam Poolster

Posted by | View Post | View Group

Ouderbijeenkomst over filosofie

Met de ouders in de ouderkamer filosoferen. over behoeften, rechten, voorraad beheer, duidelijkheid, iets mogen en iets kunnen, privacy. Wat is er en moet er beschikbaar zijn. Over rechten en plichten.

Opdracht: zoek iets op in deze ruimte waarvan je vindt dat het daar niet hoort. Leg het op de juiste plaats.

Na de oefening ligt er een WC-rol op de tafel in ons midden.

Waar hoort die thuis?

“Die hoort op de wc, niet in de vensterbank. Of in de voorraad kamer, dan weet je nog wat je hebt. Nee, de rol kan niet op de wc , dat kan niet want dan wordt het een troep op de wc en dan gooien de kinderen de rol helemaal in het toilet. Dan raakt de wc verstopt. Op de wc hoort wc-papier aanwezig te zijn. Het is heel erg als je naar de wc moet en er is geen papier. Wij, volwassenen vinden het toch ook nodig dat er papier is? Voor de kinderen is dat heel erg als het er niet is als ze nodig moeten en ze moeten eerst papier gaan vragen aan de juf. Er moet gewoon altijd papier zijn in de wc, zo hoort het.  Dan moet er maar iemand toezicht houden op die toilet. Wie moet dat doen? Dat moet de juf doen. Hoeveel tijd kost dat de juf? 25 x 1 minuut x 2 toiletbezoeken per dag. Dat kost dan 50 minuten voor de juf. Heeft de juf die tijd? Dan moet er een assistent zijn. Nee dan moet het volgende kind dat naar de wc moet gaan kijken. Ze kunnen ook camera’s ophangen en de ouders waarschuwen als een kind er een troep van maakt. Nee dat mag niet dat is schending van de privacy van het kind. Dan moeten de kinderen maar thuis naar de wc gaan. De ouders moeten tegen de kinderen zeggen dat ze de wc netjes moeten houden”

Posted by | View Post | View Group

Droppie

Baby op schoot

Kleuters uit groep 1 en 2 denken na over namen, mensenlijke kenmerken, familiebanden en verschijningsvormen, rechten van een vinder en onvervreemdbare rechten”  

Sarafina gaat bloemen plukken in het bos voor haar mama. Ze hoort een huilende baby en gaat op zoek… ze doodt een wilde slang en ze neemt een baby mee naar huis als kado voor mama, want mama zegt altijd dat ze zo blij is met al haar kindertjes.

Waarom heet de baby Droppie?

“Iemand heeft dat zo verzonnen. De baby is een soort druppel en daarom heet hij Droppie omdat hij klein is. De baby heet dropje en dat is een snoepje. Ze vinden Droppie lekker daarom noemen ze de baby Droppie. Ze noemen hem Droppie, omdat het een schattige naam is.Een dropt is zwart. Omdat ze hem willen, hij hoort bij de familie. Omdat ze geen andere naam weten. Omdat al die kinderen een gekke naam hebben.”

Kan je een baby vinden?

“De baby hoort bij een andere familie, hij hoort niet bij de dieren. In het bos kan je wel een baby vinden, maar hij hoort daar niet.  Je kan de baby vinden omdat ze zelf kan weggaan. Het is een kleine baby. Omdat de slang hem bijna in zijn bek nam.Baby’s komen uit de buik, iemand heeft hem in het bos gelegd. Hij hoort bij de andere huizen en auto’s niet bij de dierenfamilie. Je kan niet een baby vinden, je moet een dikke buik hebben en naar het ziekenhuis gaan. Een baby kan je alleen in een buik vinden. Je kan een baby vinden als iemand hem vergeet. Als iemand bij de baby weggaat en je laat hem alleen dan kan je een baby vinden.  Als de baby ergens niet mag binnenkomen en hij blijft op straat. Dan staat er een bordje “alleen voor grote mensen”. Als hij wit of zwart is dan weten ze niet van wie hij is. Dat kan je dan wel zien van wie die is. Nee, je kan niet zomaar een baby vinden, want dit is een land en in een land kan je helemaal geen baby vinden. Nee want hij heeft een eigen vader en een moeder en een broer. “

hoe ziet jouw familie eruit?

Waar zijn de vader en de moeder en de broer?

“Die zijn even bij de dokter.”

Wie kan een baby vinden?

“Alleen detectives kunnen baby’s vinden. Detectives zijn mensen die dingen zoeken.”

Rondlopen als een detective.

Hoe doet die detective dat?

“De detective die verstopt zich want iemand kan hem gaan schieten. Hij moet ook steeds bukken.”

We doen een spelletje; loop rond als een detective die zoekt naar een baby. Alle kleuters zoek en naar de baby. Die is op schoot bij …

 

 

 

 

Posted by | View Post | View Group