Perspectief

Met groep 4 onderzoeken welke invloed de plek waar je bent heeft op wat je ziet. 20 kinderen kijken, vanuit allemaal verschillende posities naar een mandje met koek en  tas met herfstbladeren. Sommigen liggen op de grond met hun hoofd laag in een kring. Sommigen staan op afstand en sommigen staan hoog en dichtbij. 20 kinderen zien iets anders. Zij delen hun waarneming.

Wie kijkt er ver weg en wie dichtbij?

Wat zie jij?

“Ik zie niets , maar ruik wel de koek. Als ik sta zie ik wel de koek in het mandje. Ik zie alleen een tas. Ik zie de kleuren; wit, geel en blauw. Het lijkt op letters, ze staan op de tas, maar ik zie geen tas. Ik zie een gele lijn. Witte woordjes. Gaatjes in de tas. Ik zie blaadjes in de tas als ik van boven kijk. Het zijn er veel, dat kan ik zien. Kan je de tas zien? Nee die is te dichtbij.”

Posted by | View Post | View Group

De val van Alice

Alice rent het konijn achterna, Waarom doet ze dat? Slaapt zij of is ze wakker? is het echt of nep. Wat gebeurt er allemaal tijdens haar val in het grote diepe gat? Wat ziet ze? Wat ruikt ze? Wat voelt ze? Wat wil zij pakken? Wat begeert ze? Wat zou jij beleven?

Ik vertel het verhaal aan mijn groepen 4 over het meisje Alice en het konijn dat haast heeft.

Waarom loopt Alice het konijn achterna?

“Om te kijken of het wel echt was, omdat hij kon praten. Omdat hij bijzonder was. omdat ze wil weten waar het konijn heengaat. Omdat hij mooi was. Omdat ze wilde weten wat er aan de hand was, waarom hij zo moest haasten. Ze loopt achter de haas aan omdat die haast heeft. Ze wilde iets aan de haas vragen  en toen viel hij in een gat. Alice wilde iets vragen.  Alice was nieuwsgierig. Ze wilde weten waarom hij in het gat sprong. Omdat ze denkt dat ze aan het dromen is. Omdat ze wil weten waarom hij haast heeft. Omdat het konijn heel groot was, misschien wilde ze vrienden worden. Misschien wil dat meisje de haas helpen. Ze dacht dat hij verdwaald was en ze wou hem redden. Het is een konijn, geen haas, konijn springen ook niet als een haas.  “

Wat gebeurt er met Alice?

” Eerst ging ze liggen op de blaadjes en er was een konijn.Hij valt in een gat en Alice ook.  Ze valt. Ze zag allemaal lekkere en leuke dingen maar ze kon ze niet pakken. Misschien kwamen de dieren haar helpen. Als ze op de grond terecht komt kan ze gewond raken. De haas niet want die kan hoog springen. Ze zag bloemen, een boekenkast, Ze wilde het aanraken en ruiken en pakken, maar…en de appels eten.”

Heeft ze het konijn echt gezien?

“Ze heeft een konijn gezien , geen haas. Want hazen zijn lang. Die haas is te laat …waarom? Misschien moet hij naar huis of de winkel. Alice heeft iets gehoord, misschien heeft ze gehoord dat hij te laat is.”  

Denk jij dat Alice het konijn echt gehoord heeft?

“Ja!, Nee het meisje woont binnen en het konijn buiten. Misschien was de haas zijn familie kwijtgeraakt. Het is nep! Hoe kan dat nou met al die spullen in dat gat?  Ik denk dt het een droom is, want ze was aan het slapen.Ze had een oog open en een oog dicht. Als je droomt dan heb je dan ogen open of ogen dicht. De haas steekt haar. De haas dacht dat zij aan het slapen was, maar ze was wakker want ze had een oog open. Hij wilde iets doen met haar, ontvoeren ofzo. Het is een droom want een haas kan niet praten. De haas wil vechten want hij staat in de vechthouding. Als je droomt kan je ook twee ogen open doen. Hoe weet je dan dat je droomt.”.

Stel je voor dat je valt…Wat heb jij gezien?

“Ik heb automatische auto’s gezien, parfum geroken, aan het einde voel je op de grond en dan heb je een been gebroken.

Zullen we het verhaal volgende week verder vertellen?”

Filosofieles ontworpen in opdracht van Stichting Rotterdam Vakmanstad in samenwerking met Mirjam Polster

Posted by | View Post | View Group

De knol

Wat zit er onder de grond?

Groep 5 denkt na over inschatting, voorspelbaarheid, testen van hypotheses en doet onderzoek. Ze denken na over:  Wat  weet je door te kijken naar iets, het te voelen of  te meten etc.. Wat denk je dan en wat weet je dan? Klopt het ook?  Hoe neem je nog meer iets waar. Hoe neem je waar met je hele lichaam?

Ik vertel het verhaal van Klaas en Katrien (de koning en de koningin zeggen de kinderen). Zij hebben een moestuin met knollen. Op de dag dat ze gaan oogsten krijgen ze een knol niet uit de grond. Iedereen komt te hulp, maar het lukt gewoon niet. Dan gaan ze terug naar hun dorp en vertellen het verhaal ’s avonds in het café.

We spelen het fluisterspel “een lopend vuurtje” Ik fluister iets in de kinderen hun oor links en rechts naast mij in de kring en we horen hoe het bij 1 kind an de overkant “aankomt”

“Er is een grote knol in het land” “Er is een hele grote knol ….”

De volgende dag loopt het hele dorp uit om naar die enorme knol te komen kijken die niet uit de grond komt. En dan trekken ze weer aan de knol en tot grote verbazing komt hij er wel in een keer uit en ……hij is helemaal niet zo groot.

Hoe komt het dat de knol er nu wel uit komt?

“Het hielp dat het hele dorp er was. het leek op een kleine knol , maar dat was niet zo, hij was heel zwaar. Toen hadden ze genoeg krachten. De boer had al zoveel knollen uit de grond getrokken die dag , dat hij geen geduld meer had en geen kracht. Ze waren moe die dag.  De wortels gingen losser zitten. Met zijn vieren waren ze sterk genoeg. Ze gingen goed graven. Met heel veel mensen lukt het wel. Ze hadden grote mensen nodig. De hond ging ‘nachts graven bijvoorbeeld. De knol was dik. Knollen moeten heel lang wachten tot ze dik zijn. Hij was nog te sterk en hij moest nog een dag wachten tot hij uit de grond kwam. De knol was uiteindelijk gewoon moe. Ze hebben niet goed getrokken. Wat is goed trekken? ” Zijn handen waren eerst glad. Hoe komt het dat ze dachten dat hij groot was? Ze konden hem niet zien. Als je kijkt kan je weten hoe zwaar het is. Je kan ook dingen wegen, maar dat kan niet als het onder de grond zit. Als iets klein is dan kan je denken dat het niet zwaar is. Als je bijvoorbeeld een klein blokje goud hebt is het toch heel zwaar. 

Weet je hoe zwaar de knol is?

“Nee, want je kan hem niet zien. Als je iets niet kan zien, dan weet je het niet”

wat zie je , wat denk je?

We doen het inschattings-spel “Raad en win!”

Er liggen 6 objecten in de kring. De kinderen moeten in overleg met 2 de volgorde van zwaar naar licht inschatten en op een lijstje de rangorden zetten. We bespreken het in de kring. steeds mogen 2 kinderen  in de kring de volgorde neerzetten die zij samen hadden genoteerd. Bij het pakken van sommige dingen zijn ze verbaasd over het gewicht. Zij stellen hun onderzoek bij.

“Het potje , daar zit geen steen in maar een spons, dus die is veel lichter dan ze hadden gedacht. De bol wol is veel zwaarder want daar zit een steen in.”

Hoe lang duurt iets?

Is de vraag voor de volgende les.

Filosofieles ontworpen in opdracht van Stichting Rotterdam Vakmanstad in samenwerking met Mirjam Poolster

Posted by | View Post | View Group

Wat zit er in die doos?

De herfst brengt allerlei “dingen”. Er liggen kastanjes, bolsters, bladeren, stenen en nog veel meer in de kring. Ook staan er dozen groot en klein. Groep 3 oefent in gecombineerde waarnemingen ; luisteren , kijken , voelen en de conclusie’s die we uit deze waarnemingen kunnen trekken. Over niets en iets en hoe je dat zeker kan weten.

Ik vertel het verhaal van “het mooiste kado” waarin de ene vriend niets stopt in een doos, omdat deze vriend alles al heeft. Hij geeft hem  “niets” kado.  Mooi in een kado-doos verpakt, met een strik. Kan dat?

Kan je ook niets kado geven?

“Als je geen geld hebt om iets te kopen kan je ook niets geven. Nee, dat kan niet. Je kan ook iets anders er in doen een boek of zo. –Maar is het dan iets? Nee, dan is het toch iets. “

Wat zit er in deze doos?

G.  mag de doos pakken uit de kring, ze heeft hem op haar schoot. J. mag de doos niet openmaken of bewegen. De anderen kinderen denken na over “wat zit er in die doos?.”

“Nee, er zit wel iets in, het is brood, een knuffelhond, een teddybeer, want dat vinden honden leuk. Spijkers , denk ik Nog zo’n poppetje, een hondje, een tekening. Er zit een kokosnoot in die doos. bananen. 10 bananen.  Een kind neemt de doos op schoot, met de deksel er op. Nee, dat is te licht , dus niet zwaar.  Het is rond, want het rolt ook. Hoeveel?  -De doos schuift door naar de volgende waarnemer- Het zijn blokken.Blokken om mee te spelen.  ,”

” Ik  weet het niet, ik denk wel dt er iets inzit, maar ik weet het niet. A. mag K. een vraag stellen. “Schud eens aan de doos?”

De kinderen horen iets en denken na. Om de beurt wijzen kinderen dingen aan die in de kring liggen;

“Er zit een kastanje in, nee een bolster. Een fles water. Het klinkt als water. Dat klinkt zo; A. wrijft in zijn handen.”

“Het klinkt prikkelig. Het is een stekelkastanje.”

Wat zit er in die andere doos?

“Niets, omdat ik niets hoor.”

Posted by | View Post | View Group

blaadjes

In de kleuterklas ligt een berg bladeren midden in de kring. Kleuters denken na over herkomst, verschillen, oorsprong, waarheid en waarneming en de gang van de natuur. Kan je iets weten doordat je het ziet, en  wie is er slimmer en hoe komt dat? Oprapen, pakken, opvegen of verzamelen, zie je het verschil?

Wat ligt er op de grond?

“Blaadjes, herfstblaadjes. Blaadjes uit de bomen. blaadjes van buiten.  Andere blaadjes zijn groen en andere zijn bruin. Van de bomen, van de herfstbomen. Omdat ze gevallen zijn van de boom.Omdat het waait, omdat het vandaag herfst is.  Wat is een herfstboom? Als het herfst is vallen alle blaadjes van de bomen.Als de bomen geen drinken hebben, vallen alle blaadjes van de bomen. Alleen maar blaadjes, groen en geel. Komen ze allemaal van dezelfde boom? Nee ze zijn anders. Omdat het van een andere boom is. J. pakt 2 verschillende blaadjes van de berg. Wat is er anders?. De kleur , het blaadje! Deze is groen en deze is bruin.  Deze is groot en deze is klein. Deze heeft een gat, dus die is anders. Wat is hetzelfde? Ze zijn allebei geel. Ze hebben dezelfde achtergrond.  Kunnen ze van dezelfde boom zijn? Nee! al deze blaadjes gaat vallen van een gele blaadjes boom. Nee, niet dezelfde boom. Van veel bomen. Van alle bomen. Hoeveel?  Van tien bomen. Als de blaadjes van de boom vallen worden ze nat. Als ze in de boom zitten , worden ze dan ook nat? Nee als ze op de grond liggen worden ze vies. Het was gaan regenen en toen zijn ze bruin geworden. Sommige zijn hetzelfde als ze van dezelfde kleur is. De grote blaadjes horen bij de grote boom, en die veranderen van kleur. Ik weet welke anders is, want deze glimt een beetje. Dat komt door het water. Bij sommige is het regen.  Ze zijn hetzelfde omdat ze bruin zijn. Die is bruin en die zijn geel, daarom zijn die twee hetzelfde. Hoe komen ze hier in de klas?  Ze gaan vliegen en in de grond gevallen. Ze zijn allemaal binnengevlogen, door het raam  door de deur. De juf heeft ze meegenomen, Juf heeft ze neergelegd, het zijn neppe blaadjes. Nee het zijn geen neppe blaadjes. Ze zijn van buiten, De wind heeft de blaadjes beneden gehaald. Ze waren eerst aan de boom. Een meneer heeft de blaadjes laten doen. De kinderen doen op verschillende manieren voor hoe de juf de blaadjes heeft opgeraapt of opgepakt: een voor een met de vingers, in kleine pakjes met de handen of met armen in een grote hoop “

De kinderen zingen een lied en maken bewegingen:

Blaadjes dwarrelen in het rond, blaadjes vallen op de grond, blaadje komt voorbij, PAK, en deze is voor mij!

Er komt een konijn onder de bladeren te voorschijn. Het konijn is geschrokken van al die blaadjes, de bomen zijn ziek , denkt hij. Hij wil de blaadjes weer terugplakken op de bomen en het konijn heeft daarom het plakband van kabouter puntmuts gepakt. De kinderen mogen een blad uit zoeken en  plakken de blaadjes op hun stoel. Het konijn kijkt of het goed is.

Waarom zijn de bladeren over het konijn?

“Het konijn is een beetje bang. Alle blaadjes waren op de grond gevallen, en toen wou het konijn het terugzetten. Omdat kabouter puntmuts aan het slapen was. Wist de kabouter het wel? Hij heeft het gezien. Is de kabouter slimmer? Ja , want hij weet van de herfst. Hij weet het omdat hij ging slapen.. Ze weten het allebei niet meer , omdat ze gingen slapen. omdat hij ging slapen en toen ging hij uit het raam kijken, hij zag het .

De kabouter gaat van hand tot hand en om de beurt mogen de kleuters de kabouter iets laten zeggen tegen het konijn:

“nee, nee, de bomen zijn niet ziek, er moeten blaadjes op de grond liggen, de bomen zijn kaal, omdat het herfst is. Dan vallen alle blaadjes van de bomen. – het konijn zegt “wat vreselijk” Neen, nee,  dat is niet vreselijk. zegt de kabouter, “wanneer de herfst klaar is komen er weer nieuwe blaadjes aan de bomen, als het lente is. Ik vind de kale bomen lelijk (zegt het konijn) Als het lekker weer wordt is het zomer. De bomen zijn niet ziek. Ze worden ziek als de bladeren niet vallen. Hij moet de ziekenhuisdokter bellen, dan worden de bomen weer heel.”

Hoe weet de kabouter dat allemaal?

Omdat hij groot is!. Omdat hij slim is.

Posted by | View Post | View Group

De verrassing

Groep 4 denkt na over een verrassing, over iets en niets, over bedoelingen, over verwachtingen en wederkerigheid en praktische oplossingen voor lastige problemen.

 Kikker en pad zijn vrienden. Op een herfstochtend als het flink gewaaid heeft ligt de tuin bij Kikker en bij pad vol met bladeren. Ze gaan op weg naar elkaars tuin om de bladeren te harken. Tijdens de terugweg naar huis gaat het flink waaien. De berg bladeren waait weer door de tuin , van Kikker en van Pad. Als ze thuiskomen denken ze allebei “morgen ga ik mijn eigen tuin harken”

Wonen kikker en pad in hetzelfde huis?

Nee, kikker woont in een bos en pad woont ver weg van de kikker.

Wat is er aan de hand met kikker en pad?

Ze zijn allebei dom. ze zijn allebei niet goed bezig. Ze moesten allebei zo gaan en niet allebei een andere weg. Waarom? Dan wisten ze van elkaar wat ze gingen doen. Ze zijn allebei niet goed bezig, ze waarom gaan ze niet kijken of het weer goed is? Als kikker zag dat bij hem al de bladeren er zo bij lagen, dan kon hij wel bedenken, dat het bij pad ook zo er uit zou zien. Ze konden ook samen naar kikkers huis gaan. Waarom gingen ze niet gewoon hun eigen tuin doen?

-We spelen in de kring hoe kikker en pad allebei naar elkaars huis gaan en elkaar niet tegenkomen. We doen ook de versie dat ze elkaar wel tegenkomen. –

Wat zeggen ze tegen elkaar?

“he wat ga jij doen met die hark?” “ik ga het bos harken, o..! ik ga ook het bos harken.

Hebben ze hetzelfde weer?

Ja, ze hebben allebei veel bladeren, het is herfst. Zijn het dezelfde bladeren? Nee, er zijn verschillende bladeren in de wereld. Er zijn veel bladeren ,dus het zijn niet dezelfde. 

Wat was de verrassing?

Eerst was de berg bladeren er wel. Pad heeft hem gegeven bij kikker en kikker bij pad. De berg bladeren van kikker was voor pad. Een verrassing is als je een kado geeft en de ander weet het niet. Als je niet gaat zeggen wat het is. Als je niks zegt.

Was de verrassing gelukt bij kikker en pad?

De verrassing was eigenlijk de berg bladeren, maar de wind heeft het weggeblazen. als het donker wordt weet je gewoon dat er altijd wind komt.

Foto Hans Clauzing

Wat is een verrassing?

Een verrassing is een kadootje. Ze maken een grapje soms en dan is het niet leuk.

Is een verrassing altijd leuk?

Nee, je kreeg kleding , maar je wilde eigenlijk speelgoed. Een niet leuke verrassing is ook een leeg pakje. Want dan is er niets. Dan ben je verdrietig en teleurgesteld. Als je jarig bent en iemand laat je schrikken. dan word je een beetje bang. Dan is het geen leuke verrassing.

Moet je dankjewel zeggen voor een niet leuke verrassing?

Je moet wel dankjewel zeggen omdat je “iets” hebt gekregen. Als er niets in zit heb je toch de doos gekregen. Wel, want je kan het niet-leuke kado doorgeven. Sommige kinderen krijgen helemaal niets, dus je moet toch dankjewel zeggen. Als je iets krijgt wat je niet leuk vindt doe je het gewoon terug bij die ander. Als er niemand op je feestje komt, dan kan je tegen niemand dankjewel zeggen.

De kinderen tekenen een verrassing: Een taart, een teddybeer, een knuffel, pokemon, en grote dozen, een verrassing voor mezelf!

Vraag voor het klassenboek filosofie: Kan je een verrassing voor jezelf maken?

 

Posted by | View Post | View Group

Kan jij zeggen wat hij moet denken?

In groep 5 vertel ik het verhaal van de kleren van de keizer. Er wordt gefilosofeerd over macht, sociaal wenselijk gedrag, iemand een plezier doen en de waarheid spreken. We oefenen met “verkooppraatjes”waar of niet waar?

Hoe ziet de keizer eruit?

“De keizer heeft een mooi pak aan. De keizer is lelijk. Hij heeft geen kleren aan. Hij heeft een dik pak aan, nee een dikke buik. hij heeft niets aan. Hij is in zijn blootje. Hij heeft lelijke kleren.”

Wat zag de jongen?

“De keizer weet niets hij is dom. Hij heeft geen kleren aan.”

Waarom zeggen de mensen niet dat de keizer geen kleren aanheeft?

“Ze zijn bang voor de keizer. Hij is een belangrijke man. Misschien zagen de mensen het niet, omdat ze allemaal dan dom zijn. Ze zeggen het niet want dan is de keizer blij. De mensen zijn niet dom en een beetje slim. De Keizer dacht dat de kleren echt waren. Er was er maar eentje die het wist dat hij geen kleren had.De keizer dacht echt dat hij kleren aanhad. Ze durven het gewoon niet te zeggen. Als de mensen blij zijn kan je zeggen dat ze moeten zien. Iedereen zei dat het zo was , ze durfden niet. Ze denken als ze iets zeggen dat de keizer iets gaat doen. Wat zou hij gaan doen? Ja de keizer heeft een leger, de mensen liegen, omdat je niet mag lachen. Met een leger kan je wel zeggen wat iemand moet denken.”

Waarom is de keizer dom?

“Hij is dom omdat hij alleen maar in zijn paleis zit. Als hij naar school ging was hij niet dom. bij het paleis is geen school. De keizer heeft geen pak aan. Ik denk dat hij onzichtbare kleren aanheeft omdat u dat in het verhaal zei. Zijn onzichtbare kleren nog wel kleren? Er zijn wel kleren , maar ze zijn onzichtbaar. Ik denk dat er geen kleren zijn, de kleermakers hebben het gewoon verzonnen. Maar ze willen de keizer niet belachelijk maken. “

Kan je zeggen wat iemand moet zien?

“Je moet altijd eerlijk zijn. Mag je liegen? Dan word je verdrietig. “

We doen het “Verkoopverhaal-spel”

De kinderen mogen om de beurt met zijn tweeën een bijzonder voorwerp verkopen aan de groep. hoeveel is het waard? Is het waar? Kan het? Wil jij dat ook? Maar…. je moet er wel iets speciaals voor kunnen.

De toekomstbril; kan dat?

Toekomstbril

“Nee, dat kan niet want het is maar een plastic bril. Ik wil het liefst die toekomstbril, want als je iets moet doen wat je niet leuk vindt dan verander je de toekomst.”

Het zelflerende boek

“Ja dat is handig dan kan je spieken bij Topografie! Ik wil dit boek wel voor de hogere school.”

De zelfschrijvende pen

“Lekker hoef ik mijn strafwerk niet meer te maken.”

De dierenafstandsbediening

“Als ik een hond heb dan dan wordt hij gelijk stil. Als die er ook is voor kinderen; als die vader en moeder iets zitten te doen dan kunnen ze met die afstandsbediening de kinderen stil laten worden. Als je die voor kinderen heb dan kan je die op pauze zetten.”

Opdracht voor het filosofieklassenboek: Kan je zeggen wat iemand moet denken?

Filosofieles ontworpen in samenwerking met Mirjam Poolster in opdracht van Rotterdam Vakmanstad.

Posted by | View Post | View Group

Het lelijke eendje

Er ligt een knuffel eend midden in de kring op een blauwe doek. De kleuters komen binnen en zijn direct aandachtig geïnteresseerd.

Wat is het?

Wat is het?

“Er ligt een eend midden in het water. Het is een eend, want hij heb de mond van een eend. Hij lijkt zo….zijn mond. Hij ligt op een deken van blauw, als water, en de eend gaat dan zwemmen. het is wel een eendi. Het is geen eend, want hij hij een staart. Hebben eendi geen staart? Nee eenden hebben geen staart. S. gaat dichterbij kijken wat het is aan die eend. Oh, het zijn toch twee voeten. Wat doet een eend met zijn voeten? Zwemmen. Hoe doet hij dat?  –De kinderen doen met hun handen de voeten van een eend na.-Het is een zeevis, want hij lijkt op een zeevis.want hij lijkt op een zeevis. Nee het is gewoon een vis. Ik denk dat het een eend is, omdat dit blauw is van nep-water.Ik wou eigenlijk zwaan zeggen, omdat zwanen op de blauwe zee gaan. nee toch een eend. Ik denk toch dat het een eend is. Waarom denk je nu iets anders? Omdat ik had daarnaar gekeken.  Het is een knuffeleend. “

Dan vertel ik het verhaal van moeder eend die lang op de eieren zit te broeden. Een ei duurt erg lang en dan…het gaat open en…

Wat komt er uit dat ei?

Ik laat het plaatje zien. en vraag;

Wat  komt uit het ei?

“Een slang, een dinosaurus, een lelijke zwarte eend. De eend op de foto is niet zijn moeder.”

Het is geen zacht eendje, maar een borsteleend. Alle kinderen voelen aan de harde borstel.

Het is een prikbeest!

“Het is een prikbeest. Het is niet een kippetje. Het kippetje is ergens ander. Het kippetje is boos op die….het was gebroken en toen leek het op een slang.Het lijkt op een struisvogel , maar dat is het niet is een beetje een vogel.et. Hij heeft een lange nek.Hij is geen slang want hij heeft een oranje neus. Het is een kuikentje , maar het is het nog niet geworden. Het is een gans. Hij heeft geen kleur en rood groene poten.”

Moet de eend bij het kuiken blijven?

“Ja, de eend moet voor het ei zorgen, drie nachtjes wachten en dan , moet hij eten gaan zoeken voor het kuiken. Hij moet er voor  zorgen want het is een olifantenei. nee een giraf. Hij mag het ei niet weggooien want er zit een kuikentje in.”

Wat zag de eend in het water?

“Eenzelfde! Eenzelfde van hem. Wat ziet hij in de spiegel? Hij zag dezelfde.Hij ziet wel een eend. Zijn ze hetzelfde? Die twee wel.”

– Ik zet twee zwanen op de blauwe lap twee eenden en een spiegel. De kinderen die spreken verschuiven de dieren tijdens het spreken, als ondersteuning van hun bewering. –

“Zijn eigen, zijn eigen spiegelbeeld, zelf. Ze zijn niet tweeling. Ze zijn verschillend. Het is een eend , nee een zwaan.  Hij heeft een vleugel en enen snavel, dus het is een zwaan. Hij heb oranje, blauw , zwart en groen. Die anderen is alleen oranje. Hoe weet hij dat het een andere eend is? Omdat deze niet hetzelfde is. En die zijn allemaal hetzelfde. Wat zag hij? Een zwaan. Hij keek in de spiegel en toen zag hij dat hij hetzelfde was als alle zwanen. hij heeft een snorretje. Het is geen eend, hij lijkt op zichzelf.  Dit is de vader en dit is het broertje (F. zet de dieren in soorten bij elkaar; eenden en zwanen bij elkaar) Ze hebben allemaal een oranje snavel.”

 

Posted by | View Post | View Group

Oranje vossen

Met groep 6 denken we na over een Vos die een Gans ging opeten uit “allemaal praatjes” van Geert de Kockere. De groep denkt na over algemeenheden, wetten van de natuur, waarnemingen en uitzonderingen, en wat een belofte waard is.

“Maar hij deed alsof. Want hij had al een gans opgegeten. De vos wilde de gans opeten, maar hij probeerde te zeggen dat hij de gans niet wou opeten. Die vos heeft een gans gezien en die gans dacht dat die vos hem wilde opeten, maar de vos zei dat hij dat niet wou. De gans ging zeggen “geen stap verder” “vossen eten ganzen” “Maar ik niet” zeide vos.  Gans zegt dan “Tuurlijk wel want je bent een vos” “Dat is normaal” Aan het eind dacht de vos “waarom heb ik hem niet opgegeten, nu heb ik honger”

 

De groep stelt vragen over het verhaal waarvan we uiteindelijk een kwartet spel gaan maken: We oefenen in het stellen van meningsvragen, filosofische vragen en weet-vragen.

Filosofische  en overige vragen:

waarom kwam die vos uit een enveloppe?

“Waarom wil de vos de gans niet opeten? Waarom kwam die vos uit een enveloppe? Waarom deed die vos zo raar? Waarom ging die vos die gans niet meteen opeten? Waarom ging de vos niet denken van de gans “dit zou een lekker ontbijtje zijn? Waarom ging de gans niet wegrennen? Waarom ging de vos naar de gans? Waarom is de vos altijd oranje in een tekening  en in het echt niet”

Meningsvragen:

Vind jij Belgisch een mooie taal? Vind jij de vos en de gans lief? Vind jij de tekening mooi?

Weetvragen:

Is de vos de postbode? Is dit boek getekend? Welke taal is het?

We gaan verder met de vraag:

Waarom is de vos altijd oranje in een tekening  en in het echt niet?”

“Omdat het bij het boek gewoon fantasie is , want een vos kan ook niet echt praten. In het echt zijn vossen ook oranje. Misschien doet de schrijver het omdat het zijn lievelingskleur is. Vossen zijn in het echt ook oranje, dat heb ik zelf gezien in het bos. Er zijn toch ook oranje vogels. Sommige vossen zijn oranje, maar niet alle vossen, er zijn ook witte vossen of  andere kleuren .”

Filosofieles ontworpen in opdracht van Stichting Rotterdam Vakmanstad in samenwerking met Mirjam Pooster

 

Posted by | View Post | View Group