ZKF: Kip en worm

Aan de hand van een verhaal van Geert de Kockere “Kip en Worm” bedenkt groep 6 vele soorten vragen over dit verhaal. Ze kiezen er een uit waarover ze verder willen nadenken en filosoferen met elkaar over noodzakelijk weten en menselijke eigenschappen, over de menselijke maat, over gewoontes en overleving.

Kip en Worm; Geert de Kockeren “Allemaal praatjes”

Weet een kip hoe een worm eruit ziet?

Ja dat weet een kip want een kip is echt niet dom. Kippen zijn wel dom want ze zijn geen mens. Maar sommige mensen zijn ook dom. Als kippen dom zijn hoe kan hij dan pikken met zijn neus. Kippen eten elke dag wormen dus dan weten ze dat wel. Kippen zijn juist slim want ze eten mis en geen stenen. Waarom eet de kip de worm dan niet op als hij het wel weet? En waarom zei de worm dan op het einde “ik ben een worm” Dan hoef je dat niet te zeggen. Hij had gewoon de kip hee erg in de war gebracht. Hij wilde de kip voor gek zetten en zei hahah! Nee de worm was uiteindelijk zelf bang dat hij voor gek gezet zou worden. Ze staan gewoon allebei voor gek en ze zijn allebei dom.

Posted by | View Post | View Group

Waar voel jij je thuis?

Fluks, het rode paardje ontdekt de wereld en onderzoekt waar hij zich thuis voelt. Groep 3 associeert kleuren, plaatsen en emoties, speelt en denkt na. De kinderen laten het houten paardje in de kring wandelen van kleur en plek en vertellen waarom zij denken dat het paardje zich ergens thuis voelt.

Waar is het paardje Fluks geweest? 

 

Bij olifant, en bij de wolkenschapen. Ook bij de pinguïns in het ijs en in de zee.

Vond hij het daar fijn?

Nee, hij wilde naar huis. Bij de zon voelde hij zich niet thuis, dat was te heet.

Waar zou jij je thuis voelen?

Als ik het paardje was zou ik me thuis voelen bij het blauwe water, bij de zee, dan kan ik spelen en zwemmen.  Ik voel me thuis bij geel, het strand, dat is fijn om te spelen.  Ik voel mij meer thuis in de lucht, daar is het lekker koel, want ik heb het altijd warm.  In de wei daar kan je lekker bewegen.

 

 

 

Posted by | View Post | View Group

Gemeen

In groep 4 vertel ik het verhaal van de boze heks “kerstfeest in het bos” (Hanna Kraan) De kinderen filosoferen over wat gemeen zijn is,  kennis van horen zeggen, persoonlijke ervaringen en algemene oordelen en  het grootste geluk van het het grootste aantal.

Waarom nodigen de dieren de heks niet uit?

Omdat ze gemeen is. Wie is er gemeen? De heks! Nee de dieren zijn gemeen. Alle dieren? Nee alleen de uil niet want die gaat haar halen. De dieren hebben haar buitengesloten en dat is gemeen. Want de andere dieren wilden niet dat de heks kwam. Als je heel knorrig bent ben je wel gelijk  uitgesloten, van een feestje bijvoorbeeld. Dat had ik ook een keer, toen gaf ik een feestje en toen nodigde ik J. niet uit want die had een keer knorrig gedaan. Als de heks gemeen doet dan doen alle dieren gemeen terug dat mag wel. De haas is ook gemeen want die wilde ook de heks niet uitnodigen. Maar de heks is gewoon zo omdat ze een heks is. Heksen zijn altijd zo, omdat ze heks zijn. Het is niet eerlijk dat de gemene mensen uitgesloten worden, want gemene mensen kunnen ook normaal doen. De haas wil de heks niet uitnodigen omdat ze een knoop in de stekels van de egel heeft gelegd. De egel is eigelijk gemeen omdat hij tegen de vogel zegt dat hij doodgaat. 

Is de heks dan altijd gemeen?

Ja, want toen de uil kwam voor de uitnodiging was ze weer een beetje boos.  Ze zei dat het een val was en dat was niet zo. Het kan zijn dat je iets goed bedoelt en iemand anders denkt van niet, dat is gemeen, dat vindt dan die ander, maar dan ben je misschien niet gemeen.   De heks is gemeen want ze heeft een keer een knoop in de steels van de egel gelegd. De heks is een beetje gemeen, niet altijd. De heks is meestal wel gemeen. De heks had een keer iets gemeens gedaan. Iedereen kan een keertje boos worden. Bijvoorbeeld iemand heeft mij een keer geslagen terwijl hij mijn beste vriend is en toen heb ik hem niet uitgenodigd.

Zijn heksen altijd gemeen?

Soms zijn heksen vriendelijk.

Hoe weet de haas dat de heks gemeen is?

Door het verhaal van de egel en omdat ze gemeen lacht. De heks eet misschien hazen op. Dan zit de haas vast in de buik van de heks en dat is gemeen.

Hoe weet je of iemand gemeen is?

Ze zijn pas gemeen als ze het iedere dag doen. Als je iemand pest dan vinden sommige mensen dat leuk.

Ben je gemeen als je iets doet wat iemand leuk vindt?

Als je van je fiets geduwd wordt en iedereen vindt behalve jij dan is dat gemeen. Je kan ook gewoon sorry zeggen en dan zeggen “het was een grapje” en dan is het niet gemeen.

Posted by | View Post | View Group

Troosten

In groep 3 vertel ik een bijzonder kerstverhaal naar aanleiding van het plotseling overlijden van de papa van een van de kinderen. De kinderen denken na over verdriet en  wat je kan doen. Wat is troosten? Zijn er verschillende vormen van troost en verdriet? We onderzoeken hoe verdriet en troost er uit ziet, of en wat ze met elkaar te maken hebben en hoe je dat kan zien en wat je kan doen.

Pad is elke dag verdrietig omdat hij geen post krijgt. Zijn vriend Kikker probeert hem moed in te  praten en zegt dat er best wel eens post zal komen. Daarna rent hij naar huis en schrijft een brief aan Pad en geeft de brief mee aan een slak. Daarna rent hij terug naar Pad en vraagt of zijn brief al is aangekomen. Nee, zegt Pad, dan vertelt Kikker wat er in de brief staat en Pad is niet meer verdrietig.

Wie is er verdrietig?

“Pad is verdrietig omdat hij nooit post krijgt. Pad krijgt geen brief. Pad was een beetje aan het mopperen in zijn bed. Hij moet huilen.  Hij is steeds weer verdrietig. Kikker gaat naast hem zitten en doet zijn arm om Pad heen “

De kinderen beelden zittend in de kring verdrietige houdingen uit.

Helpt het als hij een brief krijgt?

“Pad was blij toen hij een brief kreeg van Kikker. Kikker ging Pad troosten.” 

Arnold Lobel, alle verhalen van Kikker en Pad

Hoe doe je dat troosten?

“Aaien , knuffelen, Wat is troosten? Troosten is dat je zo gaat staan: een kind maakt een soort buiging met de armen rond voor een ander kind.” 

De kinderen maken zittend in de kring allerlei gebaren en bewegingen die troostgedrag  zijn.

Kan je iedereen op dezelfde manier troosten?

“Als je speelgoed kwijt is , dan geef je nieuwe of je koopt nieuw, dan troost je. Als je met de fiets glijdt of als je pijn hebt dan doe je troosten. als je een zere knie hebt en bloed, dan aai je over zijn hoofd. Als speelgoed kapot is of je hebt niets gekregen, dan ga je nieuwe halen. “

Wat kan je doen of zeggen om te troosten?

“Als iets per ongeluk is gebeurd, kan je sorry zeggen. Dan heb je niemand pijn gedaan  daar je kan er niets aan doen. Als iemand per ongeluk valt bijvoorbeeld. “

Waarover kan je verdrietig zijn?

“Als je niets krijgt of als iemand zijn vader of moeder dood gaat. Dan kan je een knuffel krijgen. Dan kan die bij mij wonen. Je kan ook een tekening maken van die moeder en die sturen, dan kan hij steeds zien hoe die moeder eruit zag. Je kan ook een brief schrijven en zeggen “hij is altijd in de lucht, boven jou.”

Troostprinsesje

Dan vertel ik het verhaal van het kleine troostprinsesje dat ik in mijn tuin heb gevonden speciaal voor A, omdat haar papa dood is. Voor naast haar bed. Ze vraagt wanneer ze het weer terug moet brengen. “je mag het voor altijd houden” zeg ik.

*

Posted by | View Post | View Group

De eenzame schoen

Ik vertel de kinderen wat ik zoal op straat zie liggen als ik op de fiets naar school ga; een sok, een want, een schoen, slipper, babysokje of laars. Waar komen ze vandaan? Waar is die andere? Is er wel een andere? Wat kan je er mee? Voor wie is het een probleem? De kinderen filosoferen over oorzaak, gevolg, hoe iets wordt geproduceerd, verpakt en verkocht en of daar iets aan te veranderen is.

Waar komt die schoen vandaan?

Iemand heeft hem gepakt. Hij is gevallen omdat hij te strak zit. daarom heeft iemand hem uitgedaan. Nee hij zit juist te los. Hij heeft een maat te groot gekocht. Of zijn veters niet goed vast gedaan. Ze liggen allebei op straat, maar ze liggen ver uit elkaar en dan weet je het niet.  Bijvoorbeeld een persoon heeft twee sokken en dan doet hij ze op twee verschillende plekken uit. bijvoorbeeld in de speeltuin. Je sok vliegt weg, vanzelf. Een persoon merkt dat wel en die gaat dan zoeken. Dat kan ook met schoenen. Of als iemand zelf verdwaald is vindt hij zijn schoenen ook niet meer. Hij is hem in het water kwijtgeraakt. Hij  is hem met voetballen kwijtgeraakt. Hij merkt het als het kriebelt aan zijn voet. De schoenen zijn oud en hij wilde van ze af. Er was er maar eentje kapot en niet de andere. Hoe kan de ene schoen kapot zijn en de andere niet? De schoen zat tussen de spaken, de veter en die draaide helemaal in het wiel. 

Waar is die andere schoen?

Die is ergens gevallen. Of misschien heeft hij (de eigenaar) de andere nog wel. Soms bij handschoenen doe je ze in je zak en dan valt hij eruit bij het lopen of rennen, eentje maar, dan gooien ze de andere ook weg. 

Heb je iets aan één schoen?

Een kapotte schoen laat je gewoon achter, daar heb je niets aan. Je kan er ook een 2e bij kopen. Nee dat kan niet je kan niet 1 schoen of handschoen kopen, want ze zitten allebei in één verpakking. zo worden ze gemaakt. Je kan de andere zoeken, iemand heeft hem gewoon uitgeschopt, die andere is ergens.  Je kan ook twee schoenen kopen en  één schoen verkopen. Je kan ook een schoen geven aan iemand die geen geld heeft.  En geld erbij zodat hij die andere kan kopen.  Je kan die oude schoen aan een zwerver geven.

Hoe kan je de andere schoen vinden?

Je kan ze zoeken, je kan er ook een andere schoen bij kopen. Kan je er een schoen bij kopen? Nee ze hebben er altijd twee in een doos, want ze verwacht niet dat e iemand 1 schoen komt kopen. Dat is heel sneu voor de mensen met één been. Je gaat naar de schoenmaker en die maakt dan die schoen er bij.  Of je koopt twee schoenen en je geeft er één weg. Soms hebben mensen een operatie en dan is er een been weg, die mensen kunnen  dat gebruiken. Je kan ook de schoen weer uit de sloot hengelen.  Of iemand met maar één been die koopt twee schoenen en hij heeft er maar één nodig , dan geeft hij die ene weg aan iemand die een schoen zoekt.

 

Verwerkingsopdracht:

De kinderen maken een oproep voor de krant of de radio waarin ze hun 2e schoen zoeken. We oefenen mondeling en schriftelijk de oproep te presenteren.

 

 

Posted by | View Post | View Group

Het wonder van het licht

In de groepen 4, 5 en 6 denken we in deze 2e adventsweek na over licht. Als de groep binnenkomt ligt er een cirkel van kleine lichtjes in de kring, het lokaal is verder donker. We denken na over  kan je licht bewaren, delen, veranderen? Wat kan je vullen met licht en wat zie je en wat is er, is dat hetzelfde. We filosoferen over waarneming , manipulatie en essentie van licht. De kinderen voegen de daad bij het woord of andersom. De uitspraken die ze doen verbinden zij met een “ingreep”  van verandering van de lichtjes in de kring; ze dekken licht toe, verschuiven, voegen samen, stoppen lichtjes in een glazen potje, gebruiken spiegeltjes, een zaklantaren en nog veel meer. We onderzoeken of iets kan, of het zo is en waarom.

Ik vertel het verhaal van de koning met twee zoons. Welke zoon kan de koningszaal helemaal vullen met iets dat maar 1 goudstuk kost? Demoudste zoon vult de zaal maar half met hooi. De jongste zoon zet allemaal kaarsjes neer in de zaal. De koning benoemt hem als opvolger omdat hij  de zaal helemaal gevuld heeft met licht.

Wie van de twee zoons is het slimst?

“De kleinste,  omdat het nergens donker was. Eigenlijk zijn ze allebei niet slim want het hooi stond daar nog en dat ging branden. Die jongste zoon is ook niet slim want hij had net zo goed het licht aan kunnen doen. Nee dat is niet hetzelfde. Dat is geen vullen. Als je het licht aandoet dan is er alleen maar licht, de ruimte is dan niet gevuld. Hij had de ruimte gevuld met kaarsjes. Ze hadden toen helemaal nog geen elektriciteit dus dat kan niet. Met een knopje het licht aandoen is niet hetzelfde als vullen. Er moeten dus veel lampjes zijn. Nee , veel lampjes is niet altijd meer licht! Die lampjes komen overal, omdat hij de hele koningszaal gevuld heeft met licht. Met de kaarsjes zal ook het stro verbranden, dus dat is niet slim. “

vuur

Waarmee was de zaal gevuld?

“Met lichtjes, Misschien gingen ze tellen of het wel genoeg was.  Wanneer is het genoeg? Als het super-super veel zijn. Wat doen kaarsjes? Ze geven licht.  De ruimte was gevuld met lichtjes. “

Wat is vullen?

“Bijvoorbeeld als je dit doosje vult.  Vullen is het tegenovergestelde van zetten. Kan je deze mand vullen met licht? Is die dan helemaal vol. Ja wel bijna. “

 

Wat kan je vullen met licht?

“Nee niet alles, deze bal bijvoorbeeld niet want die is al gevuld met iets anders, daar zit al iets anders in, zand? De losse laag die om de bal heen zit kan wel gevuld worden met licht. We doen een experiment door de omhulling van de bal onder een paar lichtjes te leggen. Bijvoorbeeld een raam , of een spiegel kan je niet vullen met licht. Het licht kan wel weerkaatsen. Er ligt een herfstblad in de kring. Ja die kan wel over een kaarsje heen en dan is het gevuld, maar dan gaat het in de fik. Ja het kan wel in dat potje -Er worden wat lichtjes in een bruin potje gestopt- Het licht zit er wel in, het is gevuld, maar je kan het aan de buitenkant nog wel zien. Dat kan omdat het potje licht is. Het licht binnenin is nog steeds hetzelfde maar aan de buitenkant van het potje zien we een andere kleur, de kleur is aan de buitenkant veranderd,  bruin licht, dus we zien iets anders nu.  Is er meer licht binnen of meer buiten? Er is meer licht buiten. Je kan het niet zo goed zien in de pot, daarbuiten wel.  Het licht is een beetje anders.  Het is wel hetzelfde want het is hetzelfde lichtje. Een kind pakt het dekseltje van het potje; als ik de deksel er opdoen wordt het meer licht in het potje. ze doet de deksel erop , oh nee het wordt toch niet meer licht.  Het licht verspreidt zich alleen.  Een ander kind pakt het rieten mandje en zet het over een paar lichtjes heen. Is de mand gevuld met licht? Ja er is meer licht in de mand dan het potje, want de mand is groter. Er komt wel een beetje licht daar buiten door het mandje heen, aan de zijkant,  maar dat is niet veel. Het licht zit er niet helemaal in. Kan je in die mand het licht bewaren?  Ja! De lichtjes wel.  De lampjes. Een ander kind draait het mandje om en legt de lichtjes erin. Nu is de hele mand verlicht, dus hij is gevuld met met licht. Maar de mand is nog niet vol, er kunnen nog meer lichtjes bij.  Nee, hij is niet gevuld want hij is doorzichtig. Is er nog evenveel licht? Alleen als het donker wordt komt er meer licht. Het licht wordt dan feller. Een ander kind pakt de zaklantaren en schijnt op de lichtjes; zo wordt het meer licht, want hij straalt meer als je er op schijnt. Je kan ook een doek vullen met licht. Kijk maar, de doek is hier groen en daar wit en daar blauw en de lichtjes veranderen van kleur. Je kan ook een huis vullen met licht of een kamer. Een ander kind zet een spiegeltje over een lampje heen; nu is er meer licht gekomen. Nee dat is niet zo , want in het echt zie je dit licht niet. Weer een ander kind doet een plastic bolletje om een lampje heen. Het licht is in het bolletje , maar je ziet meer licht omdat het bolletje groter is dan het lampje. Er worden een paar lampjes in een wit doosje met een gaatje erin gedaan. Het wordt meer licht, daarbinnen, het wordt wit door het doosje en je ziet het door het gaatje.  Met een vergrootglas wordt het licht ook meer. Een kind gaat de kring rond en laat het zien aan andere kinderen.”

Kan je licht ook delen?

“Ja , je kan een kaarsje door de helft knippen. Oh, nee, nee, laat maar, dat kan niet. Ja, dat kan wel als je een licht hebt in een zaal en er zijn veel mensen, dan kunnen die allemaal naar dat licht kijken, dan delen ze dat licht. Ja, dat kan , dan moet je het licht gewoon openmaken en als het licht maar eentje is dan doe je het door de helft. Maar als je er één lampje uit haalt gaat alles uit.  Is er maar één die dit kan zien? Nee , er kunnen wel heel veel mensen naar dat licht kijken , wel duizend.  Hebben we het dan verdeeld? Als er duizend mensen naar het licht kijken is het verdeeld. Ze kunnen het ook  kopen. Misschien kan je het licht super groot maken. Een kind doet dit voor door met de zaklamp afstand te maken tot de reflectie. Ja dan kunnen veel mensen dat licht zien. Als er zon is dan zie je dat licht niet meer, want dat is feller.  Je kan dit licht wel delen als je het omdraait (zaklamp) Het licht kan veranderen als je de knop indrukt. “

 

Kan je licht ook bewaren?

“Nee dat kan niet want het heeft allemaal stroom.”

Filosofieles ontworpen in opdracht van Rotterdam Vakmanstad

Posted by | View Post | View Group

Wie is de baas

Kleuters denken na over kenmerken van een baas, maken vergelijkingen en brengen criteria aan voor bazen en Sinterklazen.

In de week voor Sinterklaas speel ik met de kleuterklassen het Sinterklaas is de baas poppenspel.  Sinterklaas heeft geen zin meer om baas te zijn en verlaat het pietenpakhuis. Sinterklaas gaat bij oma logeren en vraagt haar wie de baas kan zijn.

Kan oma de baas zijn van het Pietenpakhuis?

“Nee dat kan oma niet. Oma wordt oud en gaat dood en wordt doof. Dan weet ze niet meer wat de Pieten moeten doen. Ze kan de baas zijn omdat ze oud is. Ze moet de mama zijn. Ze is niet de mama van Sinterklaas. hij is geen mama. Het is een poppetje.  Zijn Sint en oma even oud? Nee! Oma is ouder. “

Kan de Koning de baas zijn?

“Nee, hij heeft een kroon. Dan gaat de koning ook zo druk worden. Omdat, de pieten zeggen “wat moet wen doen, wat moet we doen?” Kan de koning dat niet? Nee! het is te druk. Als de koning voor de pieten gaat werken wordt hij weer moe. “

Is de boef een goede baas?

“Nee, die steelt alle kadootjes.  Als hij een pierenbak aanheeft kan het wel. Wat is deze pop? Een heks. Die gaat alle kadootjes afpakken, omdat ze gemeen is. Ze kijkt boos, ze heeft boze ogen. Ze is stout.  Nee, dat kan niet want de heks moet naar haar eigen huis.  Sint moet iemand anders zoeken. Dat is opa, die kan ook niet de baas zijn want die is te oud. Die wordt ook zo weer moe. Want de pieten gaan dan steeds weer vragen “wat moet ik doen, wat moet ik doen? De kabouter kan ook niet de baas zijn want hij heeft een andere puntmuts.  Hij heeft een andere hoed.  De kabouter is te klein. Hij moet eerst wachten en groeien , dan kan hij baas worden. De baas moet wel dezelfde kleren aan hebben als Sinterklaas. En wie is dit? Dat is de man van de brievenbussen. De postman. Het is  een politieagent? Ja, die kan wel de baas zijn. ja want hij kan boeven pakken.  Nee hij kan geen baas zijn, maar hij kan wel naar het Pietenhuis gaan om te helpen.  Nee het kan niet, want hij heeft geen witte snor, hij heeft geen witte haren. Nee, hij heeft ook geen Sinterklaaspak. Weet de politieagent hetzelfde als Sinterklaas? Nee, de politieagent weet niet precies wat Sinterklaas doet. Hij weet niet de namen. De koning kan wel iedereen kennen. Maar de koning mag niet baas zijn van Sinterklaas. Maar hij lijkt wel op Sinterklaas, hij heeft ook een baard en een rood pak. Maar de koning heeft wel handen!” Het meisje kan ook geen baas zijn , want ze is nog te klein en ze is een meisje. En het varken? Nee, die past niet de kleren van Sinterklaas want hij is veel te dik, want dan gaan zijn kleren scheuren. Hij knort alleen maar, hij kan niet praten. De Pieten worden helemaal gek dan!. Zwarte Piet houdt niet van dat varken. Kan Piet de baas zijn? Nee, dat kan niet want hij heeft niet het boek van Sinterklaas. Piet kan wel de baas zijn want Sinterklaas is het boek vergeten mee te nemen. 

Het meisje kan niet de baas zijn.

Wie is dan de beste baas voor het Pietenpakhuis?

” Alle poppen kunnen wel de baas zijn. Nee, Superman is een goede baas. Hij is groot, maar hij heeft niet de spullen van Sinterklaas. Want hij is een superheld. Hij gaat iedereen redden. Omdat hij kan vliegen. Hij kan boeven kapot slaan. Hij kan snel vliegen en alle pakjes pakken.”

 

Posted by | View Post | View Group

Perspectief

Met groep 4 onderzoeken welke invloed de plek waar je bent heeft op wat je ziet. 20 kinderen kijken, vanuit allemaal verschillende posities naar een mandje met koek en  tas met herfstbladeren. Sommigen liggen op de grond met hun hoofd laag in een kring. Sommigen staan op afstand en sommigen staan hoog en dichtbij. 20 kinderen zien iets anders. Zij delen hun waarneming.

Wie kijkt er ver weg en wie dichtbij?

Wat zie jij?

“Ik zie niets , maar ruik wel de koek. Als ik sta zie ik wel de koek in het mandje. Ik zie alleen een tas. Ik zie de kleuren; wit, geel en blauw. Het lijkt op letters, ze staan op de tas, maar ik zie geen tas. Ik zie een gele lijn. Witte woordjes. Gaatjes in de tas. Ik zie blaadjes in de tas als ik van boven kijk. Het zijn er veel, dat kan ik zien. Kan je de tas zien? Nee die is te dichtbij.”

Posted by | View Post | View Group

De val van Alice

Alice rent het konijn achterna, Waarom doet ze dat? Slaapt zij of is ze wakker? is het echt of nep. Wat gebeurt er allemaal tijdens haar val in het grote diepe gat? Wat ziet ze? Wat ruikt ze? Wat voelt ze? Wat wil zij pakken? Wat begeert ze? Wat zou jij beleven?

Ik vertel het verhaal aan mijn groepen 4 over het meisje Alice en het konijn dat haast heeft.

Waarom loopt Alice het konijn achterna?

“Om te kijken of het wel echt was, omdat hij kon praten. Omdat hij bijzonder was. omdat ze wil weten waar het konijn heengaat. Omdat hij mooi was. Omdat ze wilde weten wat er aan de hand was, waarom hij zo moest haasten. Ze loopt achter de haas aan omdat die haast heeft. Ze wilde iets aan de haas vragen  en toen viel hij in een gat. Alice wilde iets vragen.  Alice was nieuwsgierig. Ze wilde weten waarom hij in het gat sprong. Omdat ze denkt dat ze aan het dromen is. Omdat ze wil weten waarom hij haast heeft. Omdat het konijn heel groot was, misschien wilde ze vrienden worden. Misschien wil dat meisje de haas helpen. Ze dacht dat hij verdwaald was en ze wou hem redden. Het is een konijn, geen haas, konijn springen ook niet als een haas.  “

Wat gebeurt er met Alice?

” Eerst ging ze liggen op de blaadjes en er was een konijn.Hij valt in een gat en Alice ook.  Ze valt. Ze zag allemaal lekkere en leuke dingen maar ze kon ze niet pakken. Misschien kwamen de dieren haar helpen. Als ze op de grond terecht komt kan ze gewond raken. De haas niet want die kan hoog springen. Ze zag bloemen, een boekenkast, Ze wilde het aanraken en ruiken en pakken, maar…en de appels eten.”

Heeft ze het konijn echt gezien?

“Ze heeft een konijn gezien , geen haas. Want hazen zijn lang. Die haas is te laat …waarom? Misschien moet hij naar huis of de winkel. Alice heeft iets gehoord, misschien heeft ze gehoord dat hij te laat is.”  

Denk jij dat Alice het konijn echt gehoord heeft?

“Ja!, Nee het meisje woont binnen en het konijn buiten. Misschien was de haas zijn familie kwijtgeraakt. Het is nep! Hoe kan dat nou met al die spullen in dat gat?  Ik denk dt het een droom is, want ze was aan het slapen.Ze had een oog open en een oog dicht. Als je droomt dan heb je dan ogen open of ogen dicht. De haas steekt haar. De haas dacht dat zij aan het slapen was, maar ze was wakker want ze had een oog open. Hij wilde iets doen met haar, ontvoeren ofzo. Het is een droom want een haas kan niet praten. De haas wil vechten want hij staat in de vechthouding. Als je droomt kan je ook twee ogen open doen. Hoe weet je dan dat je droomt.”.

Stel je voor dat je valt…Wat heb jij gezien?

“Ik heb automatische auto’s gezien, parfum geroken, aan het einde voel je op de grond en dan heb je een been gebroken.

Zullen we het verhaal volgende week verder vertellen?”

Filosofieles ontworpen in opdracht van Stichting Rotterdam Vakmanstad in samenwerking met Mirjam Polster

Posted by | View Post | View Group

De knol

Wat zit er onder de grond?

Groep 5 denkt na over inschatting, voorspelbaarheid, testen van hypotheses en doet onderzoek. Ze denken na over:  Wat  weet je door te kijken naar iets, het te voelen of  te meten etc.. Wat denk je dan en wat weet je dan? Klopt het ook?  Hoe neem je nog meer iets waar. Hoe neem je waar met je hele lichaam?

Ik vertel het verhaal van Klaas en Katrien (de koning en de koningin zeggen de kinderen). Zij hebben een moestuin met knollen. Op de dag dat ze gaan oogsten krijgen ze een knol niet uit de grond. Iedereen komt te hulp, maar het lukt gewoon niet. Dan gaan ze terug naar hun dorp en vertellen het verhaal ’s avonds in het café.

We spelen het fluisterspel “een lopend vuurtje” Ik fluister iets in de kinderen hun oor links en rechts naast mij in de kring en we horen hoe het bij 1 kind an de overkant “aankomt”

“Er is een grote knol in het land” “Er is een hele grote knol ….”

De volgende dag loopt het hele dorp uit om naar die enorme knol te komen kijken die niet uit de grond komt. En dan trekken ze weer aan de knol en tot grote verbazing komt hij er wel in een keer uit en ……hij is helemaal niet zo groot.

Hoe komt het dat de knol er nu wel uit komt?

“Het hielp dat het hele dorp er was. het leek op een kleine knol , maar dat was niet zo, hij was heel zwaar. Toen hadden ze genoeg krachten. De boer had al zoveel knollen uit de grond getrokken die dag , dat hij geen geduld meer had en geen kracht. Ze waren moe die dag.  De wortels gingen losser zitten. Met zijn vieren waren ze sterk genoeg. Ze gingen goed graven. Met heel veel mensen lukt het wel. Ze hadden grote mensen nodig. De hond ging ‘nachts graven bijvoorbeeld. De knol was dik. Knollen moeten heel lang wachten tot ze dik zijn. Hij was nog te sterk en hij moest nog een dag wachten tot hij uit de grond kwam. De knol was uiteindelijk gewoon moe. Ze hebben niet goed getrokken. Wat is goed trekken? ” Zijn handen waren eerst glad. Hoe komt het dat ze dachten dat hij groot was? Ze konden hem niet zien. Als je kijkt kan je weten hoe zwaar het is. Je kan ook dingen wegen, maar dat kan niet als het onder de grond zit. Als iets klein is dan kan je denken dat het niet zwaar is. Als je bijvoorbeeld een klein blokje goud hebt is het toch heel zwaar. 

Weet je hoe zwaar de knol is?

“Nee, want je kan hem niet zien. Als je iets niet kan zien, dan weet je het niet”

wat zie je , wat denk je?

We doen het inschattings-spel “Raad en win!”

Er liggen 6 objecten in de kring. De kinderen moeten in overleg met 2 de volgorde van zwaar naar licht inschatten en op een lijstje de rangorden zetten. We bespreken het in de kring. steeds mogen 2 kinderen  in de kring de volgorde neerzetten die zij samen hadden genoteerd. Bij het pakken van sommige dingen zijn ze verbaasd over het gewicht. Zij stellen hun onderzoek bij.

“Het potje , daar zit geen steen in maar een spons, dus die is veel lichter dan ze hadden gedacht. De bol wol is veel zwaarder want daar zit een steen in.”

Hoe lang duurt iets?

Is de vraag voor de volgende les.

Filosofieles ontworpen in opdracht van Stichting Rotterdam Vakmanstad in samenwerking met Mirjam Poolster

Posted by | View Post | View Group