onzichtbaar

In de groepen  5 filosoferen we over onzichtbaarheid. Wat zou jij doen als je onzichtbaar was. Iets wel of niet mogen. Je kans schoon zien. Wat wil jij graag?

Ik vertel het verhaal van de Jongen Gyges* Die op zijn avontuurlijke tocht door de bergen op een Grieks eiland een ring vindt waardoor hij onzichtbaar wordt.

Wat is er aan de hand met Gyges?

“Zijn moeder ziet hem niet. Ze zwaait niet naar hem. De ring is betoverd. Met die ring ben je onzichtbaar. Alles stopt , de tijd stopt ook als je die ring aandoet. Als je de ring omdoet ben je onzichtbaar”

Wat zou jij doen?

Er komt een waterval aan ideeen op bij de kinderen. Ze schrikken er soms zelf van , maar ze durven het wel te zeggen:

“Alles pakken. Naar de winkel gaan en snoep pakken. Geld pakken van mijn moeder. Iemand laten schrikken. Grapjes maken met de mensen uit de winkel.  Als iemand je pest kan je hem slaan. Inbreken in de school en al je huiswerk alvast maken en daarna gaan spelen. Alles kopen. “

Mag je stoute dingen doen als je onzichtbaar bent?

Als je de politie plaagt zijn dat goede dingen? Ze kunnen je niet zien met de bewakingscamera. Ja ze kunnen je wel zien, maar dan moet je gewoon bukken.”

Schrijf twee aan twee op in overleg welke goede dingen jij zou doen als je onzichtbaar bent.

“Mijn vader en mijn moeder helpen, omdat dan mijn moeder niet weet dat ik help. Als je een verrassing wil maken dan moet je onzichtbaar zijn. Als je niet wil storen en toch iets wil doen is het goed dat je onzichtbaar bent. Je kan ook stiekem kijken naar de kinderen of ze iets stouts doen, bijvoorbeeld ; belletje trekken en dan verraden  (snitchen). Je kan ook geld geven. 

op het bord wordt door D. bijgehouden wat goed en stout is.

Waarom moet je onzichtbaar zijn als je goede dingen doet?

“Dat ze dan niet zien dat je dat doet anders denken ze dat je het gestolen hebt. Je kan het van een dak naar beneden gooien. Als ze je dan zien gaan de mensen steeds meer aan je vragen. Je kan ook ontsnapte mensen helpen oppakken.”

teken jezelf als je onzichtbaar bent

We doen een spelletje “verander van plaats als je denkt dat; slechte dingen mag doen als je onzichtbaar bent” en “als je vindt dat je geen slecht dingen mag doen als je onzichtbaar bent” Twee meisjes veranderen beide keren niet  van plaats. We onderzoeken hoe dat zit. J. vraagt aan hen ” Hebben jullie dan geen mening?” de meisje antwoorden “we waren aan het twijfelen we vinden allebei een beetje waar.” Bij de volgende vraag, trekken een paar  kinderen elkaar van hun stoel. Eerst moeten we lachen maar ik leg de kring even stil bij deze gebeurtenis en vraag wat hier gebeurt.

A. zegt; Als je vindt dat je nooit gemene dingen mag doen verander je van stoel. Wie blijft zitten denkt daar anders over, die heeft een andere mening. Als je iemand dan van zijn stoel trekt dan dring je iemand jouw mening op”

Filosofieles ontworpen in opdracht van Rotterdam Stichting Vakmanstad in samenwerking met Mirjam Poolster.

 

  • Wikipedia: https://nl.wikipedia.org/wiki/Ring_van_Gyges  :De ring van Gyges of Gyges’ ring is een mythisch en magisch artefact waar de Griekse filosoof Plato over vertelt in het tweede boek van zijn Staat (2.359a-2.360d). Wie de ring bezat kon als hij dat wilde onzichtbaar worden. De Lydische herder Gyges vond deze ring, ging naar de koning van zijn land, verleidde diens vrouw en vermoordde hem om zelf koning te worden. Glaucons verhaal over de ring van Gyges suggereert dat de enige reden dat mensen moreel handelen, is dat het ze aan de macht ontbreekt om zich anders te gedragen. Met andere woorden: neem de angst voor straf weg, en de “rechtvaardige” mens zal zich net zoals de onrechtvaardige gedragen: onrechtvaardig en immoreel.
Posted by | View Post | View Group

Gezelligheid in een potje

Met 8 kleutergroepen 1 & 2 denken we na over gezelligheid , vriendschap, samen spelen en …een potje. Welke voorwaarden zijn er aan gezelligheid; vrienden, bewegingsruimte, warmte, speelgoed, je familie en nog veel meer dragen de kinderen aan voor dit potje van wel of niet gezelligheid.

Wasbeer en otter zijn vrienden en ze spelen samen buiten. De kleuters doen het voor op het wereld- kleed.

de kleuters doen het voor op het wereldkleed

Wat doen ze als ze vrienden zijn?

“Ze gaan ijsjes halen. Ze maken een picknick. Wasbeer en otter gaan samen naar de speeltuin. Ze slapen samen, ze komen bij elkaar op visite. Ze eten ze drinken, kijken samen televisie. Ze maken een puzzel. Samen met de trein naar de dierentuin.”

De otter vindt een rups in het water en stopt die in het knikkerpotje van de Wasbeer. Hij gooit de knikkers eruit (dat doen de kinderen voor op het kleed) en stopt de rups in het potje. Ook knipt hij een gat in het gordijn van de wasbeer om het potje af te dekken. De wasbeer is heel boos.

Waarom is de wasbeer boos?

“De wasbeer vindt het niet leuk dat alle knikkers omgegooid zijn. Ze zijn geen vrienden meer de wasbeer is boos. De wasbeer was boos omdat de otter een gat in zijn gordijn heeft gemaakt.”

Kijk er zit een gat in het gordijn van de wasbeer.

is het gezellig in het potje?

Is het gezellig in het potje?

“Nee want er zitten kruimels in, die moet de otter opruimen. Het moet opgeruimd zijn. De rups kan ook geen ademhalen als de deksel op het potje zit. Het is niet gezellig voor de rups want hij zit vast en hij zit daar niet goed in dat potje. De rups past er niet in. Hij heeft geen ruimte om te kruipen. Daarom is het niet gezellig in het potje. Hij moet kleiner zijn, dan heeft hij ruimte om te kruipen. De rups moet terug naar het water. Als hij ziek is moet hij naar de dokter en niet in het potje. Hij moet medicijnen. De rups moet naar zijn eigen huis toe. Er moet een plantje bij , dan wordt het gezellig. Nee, het is niet gezellig want hij zit alleen in dat potje, er zijn gen vriendjes. Het is koud in dat potje, er moet een dekentje bij. De deksel moet er weer op.”

Wat kunnen otter en wasbeer doen?

De kinderen vertellen en de otter luistert naar hen wat hij moet doen. In mijn oor fluistert hij zijn reactie’s op de voorstellen van de kinderen. Zo komen de kinderen via de juf in gesprek met de otter.

“Otter, je kan het oplossen door de rups weer in het water te gooien. Maar de rups is ziek zegt de otter. De otter kan ook een nieuw gordijn kopen voor de wasbeer. Hij kan ook het gordijn plakken. Of naaien of breien. R. Doet het voor alsof hij een kleermaker is.  Ze gaan sorry zeggen omdat ze ruzie hebben gehad. Ze moeten elkaar een handje geven. Ze moeten het gordijn lijmen. De knikkers moeten weer in het potje en de rups moet weer naar het water. dan is het pas gezellig”

Na alle adviezen en gesprekken met de otter over de rups, het potje, de wasbeer en gezelligheid. Mogen de kinderen even “slapen onder hun stoel” met de ogen dicht. de rups wordt een vlinder.

slapen onder je stoel

 

Wat gebeurt er met de rups?

“Toen de otter aan het slapen was veranderde de rups in een vlinder. 

“Vlinders moeten in de lucht. Op het eiland op de berg daar kan hij nog beter vliegen. Op het eiland is de vlinder weer bij zijn familie.”

We sluiten het verhaal af met een gezellig plekje voor de vlinder op het kleed.

“De vlinder moet uit de pot, het is niet gezellig. Hij kan niet ademen als de pot dicht zit.Je moet de vlinder brengen waar het wel fijn is. In de lucht. Bij de bloemen. Ze was geboren als een vlinder. Hij moet naar de bloemen. Naar de lucht daar kan hij vliegen. ”

vlinders moeten in de lucht

Een liedje zingen om de knikkers te verzamelen in het potje en ……. we toveren het gordijn weer heel. Alle kinderen willen wel tovenaar zijn. Een kleuter is de tovenaar en die trekt het gordijntje zachtjes uit mijn hand en….het gat is verdwenen!

 

Posted by | View Post | View Group

Tijd

Bijna elke filosofieles vanaf groep 3 doen we altijd in alle klassen een kleine oefening met tijd. Hoe lang denk je dat we doen over ons namen rondje bijvoorbeeld.  Maar ook hoe lang doen we erover om een theateropstelling te maken?Het is voor de kinderen een uitdaging en een manier om direct betrokken te zijn bij de les. Ik gebruik daar allerlei soorten zandlopers voor. Ook zijn er altijd allerlei rollen voor kinderen ; een tijdbewaker die de zandloper omdraait, een regisseur die bedenkt hoe we iets gaan doen  en altijd een paar ” tijdschatters”. De kinderen zijn zo al doende bezig om waar te nemen en te onderzoeken welke invloed er is op tijd, hoe tijd beleefd wordt en hoe je met elkaar tijdbeleving kan delen of juist van elkaar afwijken.  Naar aanleiding van deze ondersteunende oefening besluit ik om een les expliciet te besteden aan de tijd.

Eerst onderzoeken we de zandlopers.

Hoe komt het dat de ene zandloper eerder klaar is dan de andere?

“Er zit in de ene meer zand dan de andere. Nee , dat zand loopt zijn eigen snelheid. Het gat in het midden is groter of kleinere, daardoor komt het.Hoe kunne mensen nu precies weten hoeveel zand er in de zandloper moet?  De makers weten het want ze hebben het er zelf in gestopt. Dan weten ze dat 60 seconden 1 minuut is.  Ze gaan het testen met een stopwatch”

Hoe kunnen we nu precies weten hoeveel tijd dat is?

De klas wordt verdeeld in groepjes en elk groepje krijgt een paar zandlopers met verschillende tijden; 30 seconden, 1 minuut, 3 minuten, 10 minuten.

Wat kan je doen in ….minuten?

“Tandenpoetsen, huiswerk maken, rennen, slapen, ruzie maken, iemand bedanken, jezelf slaan, ontbijten, door de school rennen …..en nog veel meer.”

Daarna bespreken we alle tijdsbelevingen in de grote groep. Daarna reageren de kinderen op elkaars tijdsbelevingen.

“5 minuten is voor mij te kort om te ontbijten, want ik eet brood. Ik drink alleen melk ’s ochtends dus ik ben zo klaar. Ik doe niet 10 minuten over het douchen want het water is koud”

Hoe lang doe je over door de school rennen heen en terug ?

We maken weer met elkaar een inschatting en natuurlijk willen alle kinderen het wel even uitproberen. We bespreken een route met elkaar en een kind mag het uitvoeren. Het duurt langer dan we hadden gedacht, want hij rende niet!

Hoe lang doe je over ruzie maken?

“10 of 20 minuten. Het duurt langer als je iets ergs hebt gezegd. Nee hoor , als je iets ergs hebt gezegd dan krijg je straf en dan duurt het niet lang. Het duurt bij mij wel 2 of 3 weken. Lieve mensen maken korter ruzie. Soms duurt het langer , dan gaat iemand na de straf gewoon door. Als de bal tegen je hoofd komt kan je ruzie krijgen. Is dat zo? Als het per ongeluk gebeurde dan kan je dat uitleggen en dan heb je gewoon geen ruzie. Dat is niet altijd zo . soms gaat iemand ruzie zoeken dan zegt hij “hoezo schiet jij zo maar op mijn hoofd?” Als er een baas is dan duurt ruzie minder lang.”

Van alle activiteiten die de kinderen hebben bedacht die een tijd kunnen hebben , heb ik kaartjes gemaakt. Steeds krijgen 2 kinderen een kaartje en we kiezen in de groep wat er langer duurt. Ik zet zandlopers op een rij in de kring en de kaartjes worden al pratend en denkend op de tijdlijn geplaatst.

 

Posted by | View Post | View Group

Eend en Vos; helpen, pesten of … je eigen hachje redden

Uit “Dierenfabels” Max Velthuis, Leopold

In groep 4 vertel ik de fabel van Vos en Eend. De vos heeft honger en de eend wil blijven leven (en de vos ook). Over aardig zijn, slim zijn, je eigen hachje redden.. en over het grootste geluk van allen.

Wie is er het slimst de vos of de eend?

“De eend is het slimst, omdat hij de vos in de val wilde lokken. De vos wil de eend opeten. De vos is het slimst omdat hij met de eend wil trouwen. De eend is het slimst omdat hij een kuil graaft, wegrent en kan zwemmen. De vos is slimmer omdat hij gaat slapen in die kuil. De eend is slimmer omdat hij weet dat de vos niet kan zwemmen.  De vos is slim omdat hij sorry heeft gezegd. De eend is niet slim omdat de vos een gat in zijn hoofd kreeg en dat is erg als je dat doet. De eend is slim omdat hij eten brengt aan de vos.  Ze zijn allebei slim. De vos is dom omdat hij in de valkuil valt.

We turven en kiezen wie de eend of de vos slimmer vindt. Een leerling noteert dit op het bord. We verdelen de groep fysiek in de verschillende standpunten. De kinderen kiezen hun plek afhankelijk van hun mening. “filosoferen met je hele lijf”

“Vossen houden van eenden maar eenden houden niet van vossen. De eend is slim dat ze niet wilde trouwen, omdat hij haar toch wel een keer wilde opeten. “

Pest de eend de vos?

“Ja, want de eend helpt de vos niet, en hij heeft honger. En die kuil graven is pesten. Nee de vos pest de eend omdat hij zegt dat hij haar wil opeten.  Maar de eend moet wel een kuil graven om te blijven leven. En de vos moet wel eten om te blijven leven. De vos wil leven, die heeft gewoon honger. De vos is toch dom, die had beter niet kunnen zeggen dat hij de eend  de volgende keer wilde opeten, toen werd de eend bang. De vos pest. Eigenlijk kan de vos gewoon water drinken. “

Waarom wil de vos eigelijk de eend opeten?

“Als je lekker gaat eten en een ander heeft niets dan is dat pesten. Ja, omdat het niet aardig is. Ik vind dat de vos gewoon pest, omdat hij naar zijn hol moet gaan en zelf eten koken.” 

Pest er iemand in het verhaal?

“Nee!  Ja wel !, als je gemeen bent dan ben je aan het pesten. Als de vos zegt “die ziet er lekker uit” dan is dat pesten, want de eend wordt dan bang.”

De kinderen spelen de rollen uit van de eend en de vos; wat kunnen ze tegen elkaar zeggen;

Mag ik je opeten eend? Nee zegt de eend. De vos zegt : Ik heb honger, ik wil iets eten.

De eend zegt ik heb lekkere soep voor je gemaakt , lust je dat? Het is tomatensoep

Heeft de eend nog andere vrienden?

“Ja die eend komt mij bekend voor, die heeft veel meer vrienden. Hij hoeft niet te trouwen met de vos. Hij is ook vriend van de kikker. dus die kunnen ook trouwen.”

Filosofieles ontworpen in samenwerking met Mirjam Poolster

 

 

 

 

 

Posted by | View Post | View Group

De tas

Met groep 3 onderzoeken we hoe we een tas vol verkleedspullen uit kunnen pakken en verdelen, zodat iedereen verkleed op de foto kan. We doen er twee lessen over. De tas is bekend bij de kinderen. . De tas staat in de kring met spullen erin. De kinderen halen herinneringen op “uit de tas”. Ze onderzoeken verdelingsprincipes, effecten, voor- en nadelen, ze sorteren op kenmerken en gebruik en ze komen tot een zichtbare mogelijkheid van verdeling.

Wat zit er in de tas?

“3 verrensjaaltjes, een hoed, een snor, kostumen, heel veel brillen, een bril met hartjes, konijnenoortjes en een muts. Een ananasbril.”

Hoe gaan we de spullen uit de tas verdelen voor de foto?

“Eén voor één. Alles neerzetten en dan om de beurt iets pakken. Nee dat duurt veel te lang. We kunnen de tas omkiepen en overal dingen neerleggen en dan steeds drie kinderen iets pakken. We kunnen de tas ook rustig doorgeven dan kan iedereen iets eruit pakken en ook kijken. Als je de tas omkiept dan gaat misschien het konijnentaartje kapot. Eerst de meisjes en dan de jongens. Wie vindt dat ook? alle meisjes steken hun vinger op. Nee eerst de jongens! alle jongens steken hun vinger op

Moet er een baas zijn?

“Nee dat hoeft niet. Wel als twee kinderen hetzelfde willen. De juf kan dan steeds 3 kinderen aanwijzen, met haar ogen dicht. Nee het is beter als de juf de kinderen een voor een aanwijst. Ze kan ook langslopen.  Alles kan gewoon in de tas blijven dan wordt het geen rommel. Oh nee toch anders , beter als we alles ook kunnen zien. Als je allebei hetzelfde wil moet je het samen oplossen. Je kan steen papier schaar doen.

2 e les herhalen we kort de opties van uitpakken uit de vorige les.”

Hoe gaan we het doen?

Pettenwinkel

We kunnen winkels maken. Hoe dan? We maken een pettenwinkel. een kind leegt de tas in een keer in het midden van de kring. De hoeden kunnen bij de petten. Wat doen we met de pruik?  De pruik moet bij de hoeden, omdat hij er als een hoed uitziet. Hij moet ook op je hoofd. Nee hij moet apart in een haar winkel. Pruik horen bij pruiken en hoeden bij hoeden. We leggen alle hoeden en petten bij elkaar bij E. Er moet ook een brillenwinkel komen zegt M. we leggen alle brillen bij elkaar. ook de papieren brillen worden erbij gelegd. Daarna maken we een winkel met sjaaltje. Het is geen sjaal het is meer een touw. Er zitten wel veren aan. Ook veel losse veren. Waar horen die losse veren bij? Is er ook een verenwinkel? Ja die horen bij elkaar. De meeste kinderen vinden dat er een aparte winkel moet komen. Ik vraag aan O.  wat zou jij kiezen voor een winkel? O kiest een maskerwinkel. zijn dat niet ook een soort brillen. Nee dat moet apart. De konijnenoren en het staartje horen  in de konijnenwinkel

De kinderen kopen hun spullen bij de verschillende winkels en we maken de foto:

 

Posted by | View Post | View Group

De beste stoel

stoelendans

In twee groepen 3 onderzoeken we wat de beste stoel is. We doen stoelendans in de kring en we oefenen hoe je in beweging komt met elkaar in de kring. Hoe je een stoel kan vinden, hoe je kan gaan zitten en wat je kan doen als iemand anders al op de stoel zit waar jij op wilt zitten. We zingen, we lopen, we draaien in twee richtingen, we stampen, we luisteren, stoppen,  Kijken en gaan zitten.

Steeds observeren er kinderen buiten de kring. Zij kijken hoe het gaat, hoe lang het duurt, wie er direct gaan zitten, hoe de kring beweegt; groot, klein, snel langzaam. Het gaat steeds anders. De groep leert samen bewegen, kiezen, kijken,luisteren, veranderen. Welke invloeden zijn er op het proces. De juf gaat in het midden van de kring zitten en vraagt “naast wie zit ik?”

 

Posted by | View Post | View Group

Kwaak

“Er was eens een eend die pech had, omdat hij had n’ aartsluie boer als baas had” * Met groep 4 filosoferen we over werken, slaaf zijn en een slaaf hebben, afhankelijkheid, zelfbeschikkingsrecht, zorgplicht en vrijheid, wederkerigheid en verhoudingen tussen meester en knecht.

Wie doet het werk op de boerderij?

“De eend doet alles op de boerderij. De andere dieren helpen ook. De boer is alleen maar lui. Waarom is hij eigelijk boer geworden als hij toch niets wil doen?

“Hij wil lekker kunnen blijven zitten. Waarom heeft hij dan een dier gekocht?   Hij wil geen klusjes doen en dan moeten de dieren het doen. Hij heeft er niet voor gekozen, hij is gewoon in de steek gelaten, door zijn familie. hij had eerst een vader en een moeder en een broer en een zus. Hij heeft het dier niet gekocht maar gestolen. Als hij hem had gekocht had hij geen geld meer om een normaal mens te worden.”

 

Wat is een normaal mens?

“Sommige mensen zijn dom en sommige mensen zijn slim. Mensen die niet normaal een mens zijn zijn dieren. Als hij niet voor de dieren zorgt is hij niet normaal” 

Kan hij veranderen?

Wat zou je doen als je lui en moe bent? Iets anders eten, dat je minder moe wordt. Bijvoorbeeld spinazie en kaas. Ja dat kan goed want hij heeft toch een koe. Hij kan ook de wekker aandoen als hij gaat slapen. Hij kan ook met de fiets naar zijn werk gaan.  Nee , hij woont daar al want hij heeft een bed. 

Willen de dieren het werk wel doen?

“De boer moet eigelijk voor de dieren zorgen. In bed liggen en bonbons eten is saai. Ik denk dat hij moe is hij is te laat opgestaan.”

Wie is de baas van de boerderij?

“De boer is de baas. Nee! De burgermeester. De boer , want hij heeft de dieren gevonden. Hij  is de baas, want hij laat de dieren werken en schoonmaken. Aan het eind zijn de dieren de baas. De boer kan melk verkopen en kaas, daarom is hij de baas. Hij is te dik, daarom kan hij niet lopen, hij kan de baas niet zijn. Of hij moet gaan sporten.  Als de boer gaat sporten kan de eend weg. De boer kan dan zelf gaan werken omdat hij fit is. Wat moet de eend dan eten? De boer gebruikt de eend als slaaf.”

Zijn de boer en de eend vrienden?

“Ze zijn geen vrienden. De eend vindt de boer niet leuk, omdat hij tegen de eend praat alsof hij een slaaf is.”

Kan je een slaaf als vriend hebben?

“Nee dat kan niet omdat hij alles moet doen. “

Kan een slaaf bonbons eten?

“Ja, maar dan is hij geen slaaf meer. “

Heb jij een slaaf thuis?

wie doet het werk?

 “Hij doet alles wat je zegt. Bijvoorbeeld mijn broer. Nee, dat kan niet, als je het leuk vindt is het geen slaaf meer. Mijn vader en moeder zijn mijn slaaf.  Ze doen alles voor me; boterhammen maken, bed opmaken… Mijn broer doet alles voor mij maar ik vind het niet leuk. Ik wil graag alles zelf doen om  het zelf te leren. Mijn moeder vraagt aan ons om taken te doen en mijn moeder doet ook dingen voor mij. Als je je moeder helpt ben je geen slaaf. Je moeder helpen is gewoon. Je moet rekening houden met elkaar. Dat gaat nog over, als je groot bent, mijn broertje is pas 5 jaar. Ik wil graag alles zelf doen. Mijn moeder en ik helpen elkaar, dan ben je geen slaaf.”

Hebben slaven geld?

“Ja, die hebben wel geld , als ze een opdracht krijgen en ze doen het uit zichzelf. Ik wil wel een slaaf, dan kan ik zijn uitkering krijgen. Hij krijgt 300 euro en dan houd ik 200 euro.”

* Kwaak, Martin Waddell & Helen Oxenbury, Gottmer

Filosofieles ontworpen in samenwerking met Mirjam Poolster

Posted by | View Post | View Group

Dingen

Dingen liggen in het water

In de groepen 5 filosoferen we over dingen zoeken en dingen vinden. Wat ligt op straat of in het water? Van wie is het? Mag je het houden? Dingen en niet-dingen, wat maakt iets tot een ding?

Eerst vertel ik het verhaal van “Pippi is dingenzoeker”

Kan iedereen dingenzoeker worden?

Ja, want iedereen is onhandig als ze dingen op straat laten vallen. Je kan leuke dingen zoeken.Een dingenzoeker verzamelt allemaal dingen.

Waar kan je dingen vinden?

Op straat. Of op sommige andere plekken; op het dak of in het water. Bij het raam of op de grond bij de schuur. Je kan niet zomaar een man van straat oprapen. Er is ook een dingetjeswinkel, daar mag je alles meenemen.

Waarom is een dingenzoeker nooit klaar?

Omdat het te veel spullen zijn. Er komen steeds weer dingen bij. Mensen gooien steeds meer spullen er bij , op straat.

Mag je het hebben als je het vindt?

Als iemand wat verliest mag je het hebben. Alles wat je vindt mag je hebben. Behalve als je weet dat iemand het kwijt is. Je kan het ook vragen. Als een auto van jou op straat staat mag je hem wel houden , maar een auto van een ander niet. Kauwgom mag wel, maar dat is vies.

Als je kleding vindt kan je het in de kledingbak stoppen.  Je bent een vieze idioot als je iets van straat opraapt.  Wat is een vieze idioot? Dingen op straat zijn vies, dus die raap je niet op. Je kan 3 dingen doen als je iets vindt; oprapen, wassen of aan Afrika geven. Als iemand ziek is en hij gooit het op straat word jij ook ziek. Als het gewoon niet vies is dan ben je ook geen vieze idioot. Poep is altijd vies, dus dat raap je niet op. Dode dieren zijn ook vies. 

We doen een oefening met dingenzoeken in het lokaal. Wat ligt er op de grond? Er wordt oa een legoblokje en een damsteen gevonden. Van wie is het?

Het is van school of de juf. Je moet het weer terugleggen waar het hoort. Misschien is iemand het kwijt. Dan moet je het vragen. Als je het stiekem in je zak stopt is het pesten.

Wat doe je als je dier vindt?

Een dier op straat

Een dode muis moet je eerst wassen. als je een dier vindt moet je naar de dokter.  Je kan er ziek van worden. Je kan het ook mee naar huis nemen en in een hok stoppen. Als het een dood dier is zitten er bacteriën aan en dan kan je ziek worden en dood gaan. Een dode kat mag je houden. Je kan een dode kat opzetten, je kan hem wassen en in de vriezer zetten. Ik loop gewoon door als ik een dode kat zie. Ik zou eerst huilen en hem dan begraven en dan weer, huilen met bloemen bij het graf.  Ook als het een konijn is, een vlieg niet. Om een vies dier zou ik niet huilen. Ik neem het dier mee omdat ik het zielig vind.

We spelen het dingenspel.

Het dingenspel

Met kaartjes en woorden kiezen de kinderen, na overleg met z’n tweeën waar het thuis hoort: “ding of niet-ding”.

De kinderen legen de kaartjes neer in het domein dat zij kiezen, er zijn twijfels, overwegingen, dialogen en grote vraagtekens.

Een hok is een ding want je kan het open doen, het is vierkant en je kan er dingen inzetten.

een potlood is een ding

Een potlood is een ding want je kan het vastpakken.

Soep is geen ding want je kan het eten. Sommige dingen die je kan eten zijn wel een ding, zoals snoep.

Een baby is een mens dus het is geen ding.

Een kind is een mens en dus geen ding.

Vakantie is geen ding.

Een vogel is een dier dus geen ding.

Een vogel is geen ding

De zon is geen ding want je kan het niet vastpakken, dat is te heet.

Een hek is een ding want je kan het openmaken.

Ruzie is geen ding, want dingen maken geen ruzie.

Een been is geen ding want dat is van een mens. En mensen zijn geen dingen.

Het hart is wel een ding want het is een onderdeel van het lichaam.

Een engel is een ding want het is geen mens want het heeft vleugels. De ene engel schrijft goeie dingen op en de andere schrijft slechte dingen op , het is dus geen ding.  Omdat een mens geen ding is en een engel is een soort van mens. Een engel heeft vleugels, maar verder is het een soort mens. Een engel trekt ons omhoog. Als je dood bent gaat je geest naar boven du een engel is geen ding.

Filosofieles ontworpen in samenwerking met Mirjam Poolster

 

Posted by | View Post | View Group

Naar school

Met de kleuters Denken we na over naar school gaan, vrienden maken, vrienden zijn, hoe doe je dat? Grote of kleine vrienden, meer vrienden, echte vrienden en gevaarlijke vrienden.

In het midden van de kring staat een “rare” vogel.

Wat is dat?

Het is een eend, want hij heeft een lange neus, een snavel. Het is een vogel, omdat hij kan vliegen, want vogels hebben vleugels. Het is een Pelikaan, omdat hij een lange snavel heeft. Hij heeft een oranje snavel.  Een mama van kuikens. Een zwaan want hij heeft een lange neus.  Het is bijna een vogel maar dan moest hij wat kleiner zijn. Hij kijkt boos. Zwanen hebben ook vleugels. Hij heeft een warme vacht. Als het gaat sneeuwen wordt het daarna een zwaan. De sneeuw is wit en daarom wordt het daarna een zwaan. Het is een eend omdat eenden ook kleine hoofden hebben. Een eend kan groot stappen en een zwaan kan klein stappen. Het is een inktvis. Een ooievaar? Een ooievaar is grijs. In een boek kan gewoon alles”

Het is de schooljuffrouw en zij heeft een klasje met dieren. Ik laat een plaatje zien uit het prentenboek * “kleine kuikens gaan naar school” Er is een kikker, en een wasbeer, een wolf een bever, een konijn…

Wie gaan er naar school? 

“De kikker. Niet de oma van de kikker, want die gaan niet naar school. Oma’s weten niet wat ze moeten doen op school. Moeders en sommige oma’s moeten werken en dan kunnen ze niet naar school. Oma’s moeten thuis blijven om eten te maken.  Als ik zelf kan koken kan oma naar school. Mijn oma gaat wel naar school!”

En wat zit daar in dat doosje?

Een kind mag de strik losmaken en er komen 2 kuikentjes uit. De kuikens moeten vandaag naar school, maar ze willen niet. Ze moeten toch van moeder kip. De kuikens zijn bang dat ze geen vrienden zullen maken in de klas.

Hoe kunnen de kleine kuikens vrienden worden?

“Vrienden word je door samen spelen samen delen.  Je moet ze iets geven, dan worden ze vrienden. Het konijntje wordt vrienden want die is lief. De wolf is gemeen.  Als de vos de kuikens gaat opeten dan komt de juf en dan gaat de wasbeer dat tegen de juf zeggen.  Als de kuikens in de buik van de vos zitten dan moet je op de buik van de vos drukken. De wolf is te groot. Als de wolf in de klas is moeten de anderen weg. Nee , de wolf moet weg want die eet de anderen op. Ook de juf. De wolf eet alleen de kuikens op, want in de kuikens zit een kip. De juf eet hij niet op want die lust hij niet. De wolf gaat niemand opeten want hij lacht. De juf is groot, dus zij is de baas en de wolf moet naar haar luisteren. De wolf eet wel gewoon de juf op, want er zit een ei in de juf. De wolf eet alles op in de school. De wolf doet gewoon lief, dan kan iedereen naar school. Iedereen mag zijn eigen eten meenemen dan moet de wolf zijn eigen eten opeten. De vos vindt worst lekker. Als het kuikentje het netjes vraagt dan worden ze vrienden met de wolf. De bever wordt vrienden met de beer, de kikker met de wolf, etc.. de wasbeer kan ook vragen of de juf vrienden met hem wil worden. Het konijn wordt geen vrienden, want hij kijkt boos”

Waarom kijkt het konijn boos? 

Juf vraagt het aan het konijn; hij is boos omdat hij geen jam op zijn boterham heeft gekregen.

De muis wordt vrienden van de kuikens, want die is ook klein.  De kikker want die is nog kleiner.

Moeten de vrienden klein zijn?

De vrienden moeten klein zijn anders denken de kuikens dat het reuzen zijn.

Kan  je ook een grote vriend hebben?

“Ja, als iemand met je gaat vechten kan je beter een grote vriend hebben, die kan je helpen. Ik heb een grote vriend en die is 8 jaar.”

We doen , ter afsluiting het “grote en kleine vrienden spel”  De kinderen zoeken om de beurt een grote en een kleine vriend. Er staan rijtjes van 3  kinderen bij elkaar in de klas, hand in hand.

Kan je ook met z’n drieën vrienden zijn?

Kleuterfilosofieles ontworpen in samenwerking met Mirjam Poolster

*

Posted by | View Post | View Group

belangrijk

In groep 6 doen we onderzoek naar soorten vragen. “waarom ben jij zo belangrijk?”. Deze vraag werd gesteld aan de pompoen in de kring vorige week.

Het is een filosofische vraag vinden de kinderen, want de vraag begint met “waarom”

Ben jij belangrijk?

“Ja , ik ben belangrijk omdat ik besta. Ik ben belangrijke voor voor mijn ouders en voor mijn hele familie. 

“De juf is belangrijk! Nee! Want iedereen kan filosofiejuf worden, dus de juf is niet belangrijk. De juf is niet professioneel en daarom is ze niet belangrijk. Ze stelt alleen maar vragen , ze weet niets en dan ben je niet belangrijk. Nee! Zeggen andere kinderen De juf heeft veel carrière in de filosofie. U bent belangrijk voor de kinderen en uw man. U durft het om vragen te stellen. De juf vraagt expres, omdat u het antwoord niet wil geven. Dat is filosofie. God is de belangrijkste! God heeft je gemaakt. Ook al geloof je niet in God, hij heeft je toch gemaakt, dus hij is het belangrijkst.”

Posted by | View Post | View Group