Wat zit er in die doos?

De herfst brengt allerlei “dingen”. Er liggen kastanjes, bolsters, bladeren, stenen en nog veel meer in de kring. Ook staan er dozen groot en klein. Groep 3 oefent in gecombineerde waarnemingen ; luisteren , kijken , voelen en de conclusie’s die we uit deze waarnemingen kunnen trekken. Over niets en iets en hoe je dat zeker kan weten.

Ik vertel het verhaal van “het mooiste kado” waarin de ene vriend niets stopt in een doos, omdat deze vriend alles al heeft. Hij geeft hem  “niets” kado.  Mooi in een kado-doos verpakt, met een strik. Kan dat?

Kan je ook niets kado geven?

“Als je geen geld hebt om iets te kopen kan je ook niets geven. Nee, dat kan niet. Je kan ook iets anders er in doen een boek of zo. –Maar is het dan iets? Nee, dan is het toch iets. “

Wat zit er in deze doos?

G.  mag de doos pakken uit de kring, ze heeft hem op haar schoot. J. mag de doos niet openmaken of bewegen. De anderen kinderen denken na over “wat zit er in die doos?.”

“Nee, er zit wel iets in, het is brood, een knuffelhond, een teddybeer, want dat vinden honden leuk. Spijkers , denk ik Nog zo’n poppetje, een hondje, een tekening. Er zit een kokosnoot in die doos. bananen. 10 bananen.  Een kind neemt de doos op schoot, met de deksel er op. Nee, dat is te licht , dus niet zwaar.  Het is rond, want het rolt ook. Hoeveel?  -De doos schuift door naar de volgende waarnemer- Het zijn blokken.Blokken om mee te spelen.  ,”

” Ik  weet het niet, ik denk wel dt er iets inzit, maar ik weet het niet. A. mag K. een vraag stellen. “Schud eens aan de doos?”

De kinderen horen iets en denken na. Om de beurt wijzen kinderen dingen aan die in de kring liggen;

“Er zit een kastanje in, nee een bolster. Een fles water. Het klinkt als water. Dat klinkt zo; A. wrijft in zijn handen.”

“Het klinkt prikkelig. Het is een stekelkastanje.”

Wat zit er in die andere doos?

“Niets, omdat ik niets hoor.”

Posted by | View Post | View Group

blaadjes

In de kleuterklas ligt een berg bladeren midden in de kring. Kleuters denken na over herkomst, verschillen, oorsprong, waarheid en waarneming en de gang van de natuur. Kan je iets weten doordat je het ziet, en  wie is er slimmer en hoe komt dat? Oprapen, pakken, opvegen of verzamelen, zie je het verschil?

Wat ligt er op de grond?

“Blaadjes, herfstblaadjes. Blaadjes uit de bomen. blaadjes van buiten.  Andere blaadjes zijn groen en andere zijn bruin. Van de bomen, van de herfstbomen. Omdat ze gevallen zijn van de boom.Omdat het waait, omdat het vandaag herfst is.  Wat is een herfstboom? Als het herfst is vallen alle blaadjes van de bomen.Als de bomen geen drinken hebben, vallen alle blaadjes van de bomen. Alleen maar blaadjes, groen en geel. Komen ze allemaal van dezelfde boom? Nee ze zijn anders. Omdat het van een andere boom is. J. pakt 2 verschillende blaadjes van de berg. Wat is er anders?. De kleur , het blaadje! Deze is groen en deze is bruin.  Deze is groot en deze is klein. Deze heeft een gat, dus die is anders. Wat is hetzelfde? Ze zijn allebei geel. Ze hebben dezelfde achtergrond.  Kunnen ze van dezelfde boom zijn? Nee! al deze blaadjes gaat vallen van een gele blaadjes boom. Nee, niet dezelfde boom. Van veel bomen. Van alle bomen. Hoeveel?  Van tien bomen. Als de blaadjes van de boom vallen worden ze nat. Als ze in de boom zitten , worden ze dan ook nat? Nee als ze op de grond liggen worden ze vies. Het was gaan regenen en toen zijn ze bruin geworden. Sommige zijn hetzelfde als ze van dezelfde kleur is. De grote blaadjes horen bij de grote boom, en die veranderen van kleur. Ik weet welke anders is, want deze glimt een beetje. Dat komt door het water. Bij sommige is het regen.  Ze zijn hetzelfde omdat ze bruin zijn. Die is bruin en die zijn geel, daarom zijn die twee hetzelfde. Hoe komen ze hier in de klas?  Ze gaan vliegen en in de grond gevallen. Ze zijn allemaal binnengevlogen, door het raam  door de deur. De juf heeft ze meegenomen, Juf heeft ze neergelegd, het zijn neppe blaadjes. Nee het zijn geen neppe blaadjes. Ze zijn van buiten, De wind heeft de blaadjes beneden gehaald. Ze waren eerst aan de boom. Een meneer heeft de blaadjes laten doen. De kinderen doen op verschillende manieren voor hoe de juf de blaadjes heeft opgeraapt of opgepakt: een voor een met de vingers, in kleine pakjes met de handen of met armen in een grote hoop “

De kinderen zingen een lied en maken bewegingen:

Blaadjes dwarrelen in het rond, blaadjes vallen op de grond, blaadje komt voorbij, PAK, en deze is voor mij!

Er komt een konijn onder de bladeren te voorschijn. Het konijn is geschrokken van al die blaadjes, de bomen zijn ziek , denkt hij. Hij wil de blaadjes weer terugplakken op de bomen en het konijn heeft daarom het plakband van kabouter puntmuts gepakt. De kinderen mogen een blad uit zoeken en  plakken de blaadjes op hun stoel. Het konijn kijkt of het goed is.

Waarom zijn de bladeren over het konijn?

“Het konijn is een beetje bang. Alle blaadjes waren op de grond gevallen, en toen wou het konijn het terugzetten. Omdat kabouter puntmuts aan het slapen was. Wist de kabouter het wel? Hij heeft het gezien. Is de kabouter slimmer? Ja , want hij weet van de herfst. Hij weet het omdat hij ging slapen.. Ze weten het allebei niet meer , omdat ze gingen slapen. omdat hij ging slapen en toen ging hij uit het raam kijken, hij zag het .

De kabouter gaat van hand tot hand en om de beurt mogen de kleuters de kabouter iets laten zeggen tegen het konijn:

“nee, nee, de bomen zijn niet ziek, er moeten blaadjes op de grond liggen, de bomen zijn kaal, omdat het herfst is. Dan vallen alle blaadjes van de bomen. – het konijn zegt “wat vreselijk” Neen, nee,  dat is niet vreselijk. zegt de kabouter, “wanneer de herfst klaar is komen er weer nieuwe blaadjes aan de bomen, als het lente is. Ik vind de kale bomen lelijk (zegt het konijn) Als het lekker weer wordt is het zomer. De bomen zijn niet ziek. Ze worden ziek als de bladeren niet vallen. Hij moet de ziekenhuisdokter bellen, dan worden de bomen weer heel.”

Hoe weet de kabouter dat allemaal?

Omdat hij groot is!. Omdat hij slim is.

Posted by | View Post | View Group

De verrassing

Groep 4 denkt na over een verrassing, over iets en niets, over bedoelingen, over verwachtingen en wederkerigheid en praktische oplossingen voor lastige problemen.

 Kikker en pad zijn vrienden. Op een herfstochtend als het flink gewaaid heeft ligt de tuin bij Kikker en bij pad vol met bladeren. Ze gaan op weg naar elkaars tuin om de bladeren te harken. Tijdens de terugweg naar huis gaat het flink waaien. De berg bladeren waait weer door de tuin , van Kikker en van Pad. Als ze thuiskomen denken ze allebei “morgen ga ik mijn eigen tuin harken”

Wonen kikker en pad in hetzelfde huis?

Nee, kikker woont in een bos en pad woont ver weg van de kikker.

Wat is er aan de hand met kikker en pad?

Ze zijn allebei dom. ze zijn allebei niet goed bezig. Ze moesten allebei zo gaan en niet allebei een andere weg. Waarom? Dan wisten ze van elkaar wat ze gingen doen. Ze zijn allebei niet goed bezig, ze waarom gaan ze niet kijken of het weer goed is? Als kikker zag dat bij hem al de bladeren er zo bij lagen, dan kon hij wel bedenken, dat het bij pad ook zo er uit zou zien. Ze konden ook samen naar kikkers huis gaan. Waarom gingen ze niet gewoon hun eigen tuin doen?

-We spelen in de kring hoe kikker en pad allebei naar elkaars huis gaan en elkaar niet tegenkomen. We doen ook de versie dat ze elkaar wel tegenkomen. –

Wat zeggen ze tegen elkaar?

“he wat ga jij doen met die hark?” “ik ga het bos harken, o..! ik ga ook het bos harken.

Hebben ze hetzelfde weer?

Ja, ze hebben allebei veel bladeren, het is herfst. Zijn het dezelfde bladeren? Nee, er zijn verschillende bladeren in de wereld. Er zijn veel bladeren ,dus het zijn niet dezelfde. 

Wat was de verrassing?

Eerst was de berg bladeren er wel. Pad heeft hem gegeven bij kikker en kikker bij pad. De berg bladeren van kikker was voor pad. Een verrassing is als je een kado geeft en de ander weet het niet. Als je niet gaat zeggen wat het is. Als je niks zegt.

Was de verrassing gelukt bij kikker en pad?

De verrassing was eigenlijk de berg bladeren, maar de wind heeft het weggeblazen. als het donker wordt weet je gewoon dat er altijd wind komt.

Foto Hans Clauzing

Wat is een verrassing?

Een verrassing is een kadootje. Ze maken een grapje soms en dan is het niet leuk.

Is een verrassing altijd leuk?

Nee, je kreeg kleding , maar je wilde eigenlijk speelgoed. Een niet leuke verrassing is ook een leeg pakje. Want dan is er niets. Dan ben je verdrietig en teleurgesteld. Als je jarig bent en iemand laat je schrikken. dan word je een beetje bang. Dan is het geen leuke verrassing.

Moet je dankjewel zeggen voor een niet leuke verrassing?

Je moet wel dankjewel zeggen omdat je “iets” hebt gekregen. Als er niets in zit heb je toch de doos gekregen. Wel, want je kan het niet-leuke kado doorgeven. Sommige kinderen krijgen helemaal niets, dus je moet toch dankjewel zeggen. Als je iets krijgt wat je niet leuk vindt doe je het gewoon terug bij die ander. Als er niemand op je feestje komt, dan kan je tegen niemand dankjewel zeggen.

De kinderen tekenen een verrassing: Een taart, een teddybeer, een knuffel, pokemon, en grote dozen, een verrassing voor mezelf!

Vraag voor het klassenboek filosofie: Kan je een verrassing voor jezelf maken?

 

Posted by | View Post | View Group

Kan jij zeggen wat hij moet denken?

In groep 5 vertel ik het verhaal van de kleren van de keizer. Er wordt gefilosofeerd over macht, sociaal wenselijk gedrag, iemand een plezier doen en de waarheid spreken. We oefenen met “verkooppraatjes”waar of niet waar?

Hoe ziet de keizer eruit?

“De keizer heeft een mooi pak aan. De keizer is lelijk. Hij heeft geen kleren aan. Hij heeft een dik pak aan, nee een dikke buik. hij heeft niets aan. Hij is in zijn blootje. Hij heeft lelijke kleren.”

Wat zag de jongen?

“De keizer weet niets hij is dom. Hij heeft geen kleren aan.”

Waarom zeggen de mensen niet dat de keizer geen kleren aanheeft?

“Ze zijn bang voor de keizer. Hij is een belangrijke man. Misschien zagen de mensen het niet, omdat ze allemaal dan dom zijn. Ze zeggen het niet want dan is de keizer blij. De mensen zijn niet dom en een beetje slim. De Keizer dacht dat de kleren echt waren. Er was er maar eentje die het wist dat hij geen kleren had.De keizer dacht echt dat hij kleren aanhad. Ze durven het gewoon niet te zeggen. Als de mensen blij zijn kan je zeggen dat ze moeten zien. Iedereen zei dat het zo was , ze durfden niet. Ze denken als ze iets zeggen dat de keizer iets gaat doen. Wat zou hij gaan doen? Ja de keizer heeft een leger, de mensen liegen, omdat je niet mag lachen. Met een leger kan je wel zeggen wat iemand moet denken.”

Waarom is de keizer dom?

“Hij is dom omdat hij alleen maar in zijn paleis zit. Als hij naar school ging was hij niet dom. bij het paleis is geen school. De keizer heeft geen pak aan. Ik denk dat hij onzichtbare kleren aanheeft omdat u dat in het verhaal zei. Zijn onzichtbare kleren nog wel kleren? Er zijn wel kleren , maar ze zijn onzichtbaar. Ik denk dat er geen kleren zijn, de kleermakers hebben het gewoon verzonnen. Maar ze willen de keizer niet belachelijk maken. “

Kan je zeggen wat iemand moet zien?

“Je moet altijd eerlijk zijn. Mag je liegen? Dan word je verdrietig. “

We doen het “Verkoopverhaal-spel”

De kinderen mogen om de beurt met zijn tweeën een bijzonder voorwerp verkopen aan de groep. hoeveel is het waard? Is het waar? Kan het? Wil jij dat ook? Maar…. je moet er wel iets speciaals voor kunnen.

De toekomstbril; kan dat?

Toekomstbril

“Nee, dat kan niet want het is maar een plastic bril. Ik wil het liefst die toekomstbril, want als je iets moet doen wat je niet leuk vindt dan verander je de toekomst.”

Het zelflerende boek

“Ja dat is handig dan kan je spieken bij Topografie! Ik wil dit boek wel voor de hogere school.”

De zelfschrijvende pen

“Lekker hoef ik mijn strafwerk niet meer te maken.”

De dierenafstandsbediening

“Als ik een hond heb dan dan wordt hij gelijk stil. Als die er ook is voor kinderen; als die vader en moeder iets zitten te doen dan kunnen ze met die afstandsbediening de kinderen stil laten worden. Als je die voor kinderen heb dan kan je die op pauze zetten.”

Opdracht voor het filosofieklassenboek: Kan je zeggen wat iemand moet denken?

Filosofieles ontworpen in samenwerking met Mirjam Poolster in opdracht van Rotterdam Vakmanstad.

Posted by | View Post | View Group

Het lelijke eendje

Er ligt een knuffel eend midden in de kring op een blauwe doek. De kleuters komen binnen en zijn direct aandachtig geïnteresseerd.

Wat is het?

Wat is het?

“Er ligt een eend midden in het water. Het is een eend, want hij heb de mond van een eend. Hij lijkt zo….zijn mond. Hij ligt op een deken van blauw, als water, en de eend gaat dan zwemmen. het is wel een eendi. Het is geen eend, want hij hij een staart. Hebben eendi geen staart? Nee eenden hebben geen staart. S. gaat dichterbij kijken wat het is aan die eend. Oh, het zijn toch twee voeten. Wat doet een eend met zijn voeten? Zwemmen. Hoe doet hij dat?  –De kinderen doen met hun handen de voeten van een eend na.-Het is een zeevis, want hij lijkt op een zeevis.want hij lijkt op een zeevis. Nee het is gewoon een vis. Ik denk dat het een eend is, omdat dit blauw is van nep-water.Ik wou eigenlijk zwaan zeggen, omdat zwanen op de blauwe zee gaan. nee toch een eend. Ik denk toch dat het een eend is. Waarom denk je nu iets anders? Omdat ik had daarnaar gekeken.  Het is een knuffeleend. “

Dan vertel ik het verhaal van moeder eend die lang op de eieren zit te broeden. Een ei duurt erg lang en dan…het gaat open en…

Wat komt er uit dat ei?

Ik laat het plaatje zien. en vraag;

Wat  komt uit het ei?

“Een slang, een dinosaurus, een lelijke zwarte eend. De eend op de foto is niet zijn moeder.”

Het is geen zacht eendje, maar een borsteleend. Alle kinderen voelen aan de harde borstel.

Het is een prikbeest!

“Het is een prikbeest. Het is niet een kippetje. Het kippetje is ergens ander. Het kippetje is boos op die….het was gebroken en toen leek het op een slang.Het lijkt op een struisvogel , maar dat is het niet is een beetje een vogel.et. Hij heeft een lange nek.Hij is geen slang want hij heeft een oranje neus. Het is een kuikentje , maar het is het nog niet geworden. Het is een gans. Hij heeft geen kleur en rood groene poten.”

Moet de eend bij het kuiken blijven?

“Ja, de eend moet voor het ei zorgen, drie nachtjes wachten en dan , moet hij eten gaan zoeken voor het kuiken. Hij moet er voor  zorgen want het is een olifantenei. nee een giraf. Hij mag het ei niet weggooien want er zit een kuikentje in.”

Wat zag de eend in het water?

“Eenzelfde! Eenzelfde van hem. Wat ziet hij in de spiegel? Hij zag dezelfde.Hij ziet wel een eend. Zijn ze hetzelfde? Die twee wel.”

– Ik zet twee zwanen op de blauwe lap twee eenden en een spiegel. De kinderen die spreken verschuiven de dieren tijdens het spreken, als ondersteuning van hun bewering. –

“Zijn eigen, zijn eigen spiegelbeeld, zelf. Ze zijn niet tweeling. Ze zijn verschillend. Het is een eend , nee een zwaan.  Hij heeft een vleugel en enen snavel, dus het is een zwaan. Hij heb oranje, blauw , zwart en groen. Die anderen is alleen oranje. Hoe weet hij dat het een andere eend is? Omdat deze niet hetzelfde is. En die zijn allemaal hetzelfde. Wat zag hij? Een zwaan. Hij keek in de spiegel en toen zag hij dat hij hetzelfde was als alle zwanen. hij heeft een snorretje. Het is geen eend, hij lijkt op zichzelf.  Dit is de vader en dit is het broertje (F. zet de dieren in soorten bij elkaar; eenden en zwanen bij elkaar) Ze hebben allemaal een oranje snavel.”

 

Posted by | View Post | View Group

Oranje vossen

Met groep 6 denken we na over een Vos die een Gans ging opeten uit “allemaal praatjes” van Geert de Kockere. De groep denkt na over algemeenheden, wetten van de natuur, waarnemingen en uitzonderingen, en wat een belofte waard is.

“Maar hij deed alsof. Want hij had al een gans opgegeten. De vos wilde de gans opeten, maar hij probeerde te zeggen dat hij de gans niet wou opeten. Die vos heeft een gans gezien en die gans dacht dat die vos hem wilde opeten, maar de vos zei dat hij dat niet wou. De gans ging zeggen “geen stap verder” “vossen eten ganzen” “Maar ik niet” zeide vos.  Gans zegt dan “Tuurlijk wel want je bent een vos” “Dat is normaal” Aan het eind dacht de vos “waarom heb ik hem niet opgegeten, nu heb ik honger”

 

De groep stelt vragen over het verhaal waarvan we uiteindelijk een kwartet spel gaan maken: We oefenen in het stellen van meningsvragen, filosofische vragen en weet-vragen.

Filosofische  en overige vragen:

waarom kwam die vos uit een enveloppe?

“Waarom wil de vos de gans niet opeten? Waarom kwam die vos uit een enveloppe? Waarom deed die vos zo raar? Waarom ging die vos die gans niet meteen opeten? Waarom ging de vos niet denken van de gans “dit zou een lekker ontbijtje zijn? Waarom ging de gans niet wegrennen? Waarom ging de vos naar de gans? Waarom is de vos altijd oranje in een tekening  en in het echt niet”

Meningsvragen:

Vind jij Belgisch een mooie taal? Vind jij de vos en de gans lief? Vind jij de tekening mooi?

Weetvragen:

Is de vos de postbode? Is dit boek getekend? Welke taal is het?

We gaan verder met de vraag:

Waarom is de vos altijd oranje in een tekening  en in het echt niet?”

“Omdat het bij het boek gewoon fantasie is , want een vos kan ook niet echt praten. In het echt zijn vossen ook oranje. Misschien doet de schrijver het omdat het zijn lievelingskleur is. Vossen zijn in het echt ook oranje, dat heb ik zelf gezien in het bos. Er zijn toch ook oranje vogels. Sommige vossen zijn oranje, maar niet alle vossen, er zijn ook witte vossen of  andere kleuren .”

Filosofieles ontworpen in opdracht van Stichting Rotterdam Vakmanstad in samenwerking met Mirjam Pooster

 

Posted by | View Post | View Group

Wie is er slim?

Groep 4 denkt na over sim en slimmer, over werken, samenwerken en vrienden. De kinderen oefenen in de bewegingen van luisteren en vragen stellen.

Ik vertel de fabel van de Beer en het Varkentje. De beer geniet van de zomer en het varkentje werkt hard aan zijn wintervoorraad. Ik laat het einde van het verhaal open en stel een vraag over hoe het afloopt.

En toen zei de beer tegen het varkentje?

“Zullen we een appeltje eten? Gaan we samen trouwen? Bedankt, omdat het beertje heeft geholpen. Kom je volgende week weer langs? Gaan we volgend jaar weer van je appels eten?…”

Oefenen in vragen stellen.

We doen een rondvraag in de kring waarbij de kinderen afwisselend varken en beer zijn en een vraag stellen aal elkaar.

“Kom je volgende week ook? Mag ik je opeten? Heb je kinderen? Mag ik bij je eten varken? Hoe oud ben je? Kan ik nog wat voor je doen? Mag ik altijd bij je komen eten? Gaan we volgende keer naar het restaurant? Gaan we samen wonen? Gaan we buiten spelen? Gaan we morgen blaadjes zoeken? Mag ik altijd bij je slapen? Mag ik bij je logeren? Zullen we beste vrienden zijn?”

Wat doet de beer in de zomer?

“Vissen vangen en vissen eten. Hij wou hem helpen en hij ging nadenken of hij hem wou opeten. Toen de winter klaar was ging de beer naar een boom.”

Wat doet het varken in de zomer?

“Het varken wou water pakken uit de sloot. Hij verzamelt en bewaart voor de winter. Het varken ging de hele zomer dingen verzamelen voor de winter.”

Wie is slimmer het varken of de beer?

“Het varken. De beer is slimmer, Hij ging in de zomer gewoon eten. En het varkentje ging in de winter zijn eten eten. Het biggetje is heel slim, want hij ging een bunker maken voor de winter. Het big is slimmer want hij heeft eten en een bunker. Allebei zijn ze het slimst. Het varken want verzamelt voedsel voor de winter.  Het varken want hij zegt dat de beer eerst voor hem moet werken. Het varken is niet slim want hij ging bijna zinken. Ze zijn allebei slim. De beer is wel slim want hij kan zwemmen. De beer is wel slim omdat hij het varken ging helpen.  Hij is niet slim want hij at een appel met een worm en daar krijg je buikpijn van. Het varken is niet slim , want dan gaat zijn eten op. Het varken is slimmer omdat hij de beer vraagt om hout te hakken.”

Wie heeft een leuker leven?

“De beer heeft een leuker leven omdat hij ging werken voor het varken, voor eten voor een fijn leven. Dan kan je gewoon samenleven. Nee in vind van niet, ik wil liever niet voor iemand werken. Soms doe ik wel iets voor mijn tante bijvoorbeeld kleding opvouwen.  Het is fijn als iemand voor je werkt want hij helpt je. De big heeft het leukste leven want hij heeft de beer als vriend. De beer heeft andere dieren. Nee dat klopt niet, er zijn geen andere dieren. Dat kan je gewoon niet weten want daar gaat het verhaal niet over. De beer heeft het beloofd. Ik heb gehoord dat de beer eenzaam is, omdat hij andere dieren opeet.”

Wie zou jij het liefst zijn?

“De big omdat hij slimmer is.”

Wie wil jij het liefst als vriend? Oefening in luisteren.

We doen een draaipraatje; vraag aan je buurman wie wil je het liefst als vriend? En waarom? De kinderen vertellen in de kring om beurten wat hun buurman heeft gezegd. Dat blijk nog een klus te zijn om dat te onthouden.

“De beer omdat hij sterker en liever is. De beer omdat hij sneller en slimmer is? De beer is liever omdat hij het netjes ging vragen”

Filosofieles ontworpen in opdracht van Stichting Rotterdam Vakmanstad In samenwerking met Mirjam Poolster

Posted by | View Post | View Group

zelf

De kleuters, groep 1 en 2, denken na over “wat ben je”, spiegelbeeld, “wat word jij?” identiteit, oorsprong en ergens bij horen.

Er ligt een blauwe lap in het midden van de kring, de kleuters die binnenkomen vragen wat het is. “waarom ligt het daar?..Het verhaal begint met een ongeduldige moedereend. Haar eitjes komen een voor een uit. Het zijn zachte, gele, piepende kuikentjes. De kleuters voelden aan de zachte moedereend, het zakje met donzige veertjes. Een groot ei blijft gesloten. Het duurt lang en dan gaat het open. Moeder een kijkt …en wat zie ze, wat komt er uit dat ei???

“Een beestje, een kuikenbeestje, het is een zwaan, zijn lichaam is wit, een haan, een zacht kuiken,hij is grijs en groot, het is een babytje,  hij is zwart, het is een eend, een lange eend , maar geen familie, het is een andere! Het is een slangenei, het kan ook een zwaan zijn. Het is wel een dier, want hij heeft een bek.. 

Het eendje is bang voor de blaffende hond en gaat liggen. De  kinderen laten zien hoe je bang kan liggen.

Na de herfst en de winter wordt het weer voorjaar en het eendje ziet andere dieren in de tuin, in het water. 

“het is een zwaan.”

Wat ziet het eendje in de spiegel?

“Een spiegel, een zwaan. Zijn eigen beeld, zijn eigen lichaam. Hij dacht dat hij een eend was maar hij was een zwaan. “

Was het altijd al een zwaan?

“Nee, het was eerst een slang. In het water was hij eerst een slag. Nee, het was altijd al een zwaan. Wist hij dat? Nee! Waarom hebben de ouders dat niet verteld? Wist zijn mama het? Nee, zin mama wist het niet.  Ze dacht dat het een heel lelijk eendje was.Ja ze wist het wel. Ze heeft niets gezegd omdat ze niet kan praten.Ze wist het niet wat zat er in dat ei. Het was een kuiken, een kuikenzwaan. De moeder eend wist het al, maar ze wou het niet zeggen want dan zou hij niet blij zijn. Waarom niet? Hij wou eend zijn. “

de houten diertjes worden in de kring gezet

In de kring zetten de kinderen de diertjes neer ; eendjes , zwanen en ganzen. Ze houden de spiegel voor de diertjes.

Dan kijken de kinderen om de beurt zelf in de spiegel.De kinderen kijken ook zelf in de spiegel en vertellen wat ze zien. Donkere haren, donkere ogen. Wie heeft er donker haar , wie heeft het lichtste haar?

Wat zie jij als je in de spiegel kijkt?

Dat ben ik zelf, dat is de juffrouw zelf, ik ziet er zit een tand eruit. Waar is die tand? Die is weg. Wat zie je in je mond? Grote mensen tanden. De tand is bij de tandenfee. Ik zie mijn nieuwe mensen tanden. Op mijn neus een streepje, mijn ogen zijn bruin.”

Kan je ook haar (kleur) kopen?

“Nee! het groeit gewoon. Als je kaal bent kan je het koep. Mijn vader heeft zijn haar afgeschoren, omdat hij kaal wil zijn.”

Posted by | View Post | View Group

Vechten of vluchten

Met groep 5 Kijken we naar de film “the Boy Who wanted to be a Lion” (Alios Di Leo) De kinderen denken na over overwinning en zelfvernietiging. Over jezelf zijn, over identificatie of iemand anders willen zijn. Over willen winnen of willen verliezen of niet willen winnen. We raken verstrengeld in de logica en de wet van de uitgesloten derde, we ontdekken verschillen tussen twee schijnbaar gelijken.

Wat heb je gezien?

“De jongen ging de leeuw diep aankijken. Want hij wilde een leeuw zijn. De leeuw zag dat hij een nep staart met zijn handen pakte en daardoor zag de leeuw dat hij een mens was en geen leeuw. De moeder ging tegen hem schreeuwen , maar hij hoorde het niet omdat hij doof was, maar hij begreep wel aan zijn moeder dat ze boos was, omdat hij het zag. “

Waarom?

“Omdat hij leeuwen leuk vindt, hij wil vrienden zijn met de leeuw. Hij wilde dood gaan omdat hij doof is. De jongen heeft zich verkleed als leeuw want hij wilde heel dichtbij de leeuw zijn.. hij ging de kooi in omdat hij de leeuw cool vond. Hij wilde bij de leeuw wonen, omdat zijn moeder boos was.  Hij wil vrienden zijn met de leeuw.”

Is hij ook een leeuw?

 

“Nee zijn gezicht is nog zijn gewone gezicht. Als hij het pak aantrekt  krijgt hij krachten. Een leeuw kan hoog springen en hij kan het ook door het pak. Hij wilde niet met zijn handen eten, want dat doet een leeuw niet.  Hij wist dat hij als mens niet zo maar naar binnen kon gaan. Dus hij moest er uitzien als een leeuw.”

De kinderen verzinnen zelf vragen over de film:

Waarom doet hij het hek open?

“Omdat hij denkt dat de leeuw vrijheid verdient. Omdat hij de leeuw leuk vindt, Omdat ze met de hele school naar de dierentuin zijn geweest. Omdat hij vrijheid wil. Misschien vindt hij het zielig. De jongen kijkt blij naar de leeuw, omdat hij niet verdrietig was. Het is zielig want de leeuw staat gewoon alleen. “

Waarom wil de jongen aandacht van de leeuw?

“Omdat hij gek is. misschien ene beetje, maar hij wil gewoon kijken hoe die leeuw doet. Omdat een leeuw een dier is en anders dan mensen.”

 

Wil de jongen winnen van de leeuw?

“Nee, hij wil alleen maar kijken, hij wil winnen van de leeuw. Als die jongen ging winnen , dan zou de leeuw ergens anders zijn. Als de leeuw in een kooi zit dan heeft de jongen gewonnen. Hij wil niet in de leeuw zijn, alleen kijken hoe het gaat. Als hij wint is hij populair in de klas. Hij wil winnen want hij wil de baas zijn van de leeuw. Hij wou winnen om de wedstrijd van de leeuw, dan wordt hij de nieuwe baas. Hij wou winnen dan is hij de baas en de knapste van de klas. Als hij zou winnen is hij nog steeds niet de baas, want er zijn andere leeuwen, dan zouden de andere eeuwen hem aanvallen. “

Visualisatie en digotomiseren van “stemming” JA?of NEE?

De kinderen hebben afgelopen week nagedacht over bovenstaande vraag. Een jongen uit de klas heeft een inventarisatie gemaakt in het klassenboek van ja en nee. De kinderen die nee hebben geantwoord krijgen een rood papiertjes en de kinderen die ja hebben gezegd een groen papiertje. We doen een oefening in de kring; alle roden gaan links van mij zitten en alle groenen rechts. We zien goed dat er meer roden zijn dan groenen. Dan is de opdracht aan de kring om rood en groen gelijk te vermengen door elkaar. Er wordt geschoven en gewisseld in de kring. Rood en groen is gelijkelijk over de kring verdeeld.

We gaan in gesprek in de kring over de vraag en diepen het verder uit. De kaartjes in de kring geven voor mij als gespreksleider de start positie van de kinderen aan.

Waarom wil de jongen niet winnen?

“Hij wilde gewoon spelen met de leeuw want hij vond de leeuw leuk, en toen heeft de leeuw hem opgegeten. Hij wou gewoon doodgaan omdat hij doof was.   Als je niet wil winnen dan  wil je verliezen.”

Is dat hetzelfde?

“Ja, als je wint dan wil je gewoon winnen, dus als je verlies dan wil je dus niet winnen. Het kan ook zo zijn dat je wel wil winnen, en dat je dan toch verliest, maar je wil niet verliezen.”

We doen een oefening.

Hoe sta je er bij als je wil verliezen?

“Enkele kinderen doen dit voor en gaan staan voorover gebogen met een hangend hoofd.”

Hoe sta je erbij als je niet wilt winnen?

“Kinderen gaan met hun armen over elkaar staan. sommigen met een onverschillige houding.”

Wat zie je voor verschil?

“We gaan in het gesprek terug naar de eerdere vraag waarvoor de groene en rode kaartjes zijn uitgedeeld.”

Wil de jongen winnen van de leeuw?

“De jongen dacht dat hij zou winnen van de leeuw. De jongen dacht dat de leeuw niet zou geloven dat hij een leeuw was. Je ziet zijn gezicht en zijn handen. Die zijn van een mens en de leeuw denkt dat een mens sterker is.”

Kan je een situatie verzinnen dat een mens kan winnen van een leeuw?

“Met een pistool, met een bijl, met schoenen je kan rennen, je kan hem met een auto overrijden. Je kan hem in een val lokken, maar dan moet hij er toch weer uit, je moet hem eruit halen, of hij komt er uit en dan heb je dus niet gewonnen. Je kan ook wegrennen.”

Heb je gewonnen als je wegrent?

“Nee dan heb je niet gewonnen. Nee als een tijger sneller rent dan eet hij je nog steeds op. Nee want je hebt niet gevochten. Als er twee jongens ruzie maken op het schoolplein en eentje rent er weg, dan is de ruzie er nog. Je hebt toch wel gewonnen als je wegrenten je bent sneller dan de ander.”

Filosofieles ontworpen in opdracht van Stichting Rotterdam Vakmanstad in samenwerking met Mirjam Poolster.

 

Posted by | View Post | View Group

Vrienden ZKF

Deze zeer korte filosofieles gaat over wat filosofie is en  de vraag “Heb jij een vriendin?” Groep 5 denkt erover na of dat een filosofische vraag is. 

“Bij filosofie gebruiken we onze hersenen” Iemand kan je vriendin wel zijn, maar dat weet je niet. Als je een meisje hebt dan kan je geen vriendin hebben.  Het is een weet-vraag , want je weet zelf wel of iemand je vriendin is.”

Posted by | View Post | View Group