Gulzige Geit

Gulzige Geit

Het boek Gulzige Geit, Petr Horácek (Lemniscaat, 2017) is heel geschikt om met jonge kinderen (kleuters tot 7 jaar ) te filosoferen over eten en  over de invloed van eten op hoe je er uit ziet en hoe je je voelt, over wat je wel of niet mag of kan eten en  het verschil tussen mensen en dieren. En dingen kunnen leren of al weten. Hier heb je tips  om het filosofisch gesprek rondom deze onderwerpen te starten met je kind.

Je kan het bestellen bij

Leesvink

De geit heeft genoeg van het eten van gras ze wilde iets nieuws proberen.

Uit “Gulzige Geit” Lemniscaat

De geit gaat op zoek naar iets anders te eten.

Doe jij dat ook wel eens? Moet je altijd hetzelfde eten? Mag jij zelf kiezen wat je eet?

Hierbij onderzoek je met je kind wat de gewoontes zijn, vrijheden en wie dat bepaalt. Vraag steeds waarom dat zo is, laat het kind ook verschillende personen uit zijn omgeving noemen die dat mogelijk bepalen; opa, oma, broer, zus, papa, mama etc..vraag steeds om uitleg, in welke situatie is dat zo?   en of het ook anders kan of mag.

  • Welke dingen moet jij altijd eten? Is dat bij iedereen hetzelfde? 
  • En de geit, moet die fruit eten? ..

De Geit probeert de brokjes van de hond, likt de melk van de poes en kauwt op de schillen van het varken

Gulzige Geit Lemniscaat

De dieren zien het niet; de Hond slaapt, de poes slaapt en het varken slaapt.

Mag de Geit het eten van de hond, de poes en het varken eten?

Een mogelijkheid voor een weer heel ander gesprek hier is of je iets mag als niemand het ziet.

Mag de Geit het eten van de hond opeten als hij niet kijkt? Ja/nee? waarom wel/niet?

Deze vraag sluit goed aan op het denken van het jonge kind over waarneming en zijn; als je iets niet ziet , dan is het er niet??

Daarna eet de geit de bloemen van de boerin. 

Gulzige Geit, Lemniscaat

Mag de geit de bloemen eten?

Ik stel hier eigenlijk dezelfde vraag als hierboven , maar de omstandigheden zijn aan het veranderen!. Je zou kunnen zeggen “de spanning loopt op”; er zit een gradatie in het verhaal. Het begint gewoon en het wordt steeds gekker.  Er is nu een ander soort eigenaar in het spel ;  de eigenaar is nu een mens en niet meer een dier. Is er sprak van gezagsverhoudingen? Ook  het voedsel is anders; we kunnen ons hier af gaan vragen of het nog wel voedsel is. Dat is het leuke van dit verhaal. Wees  alert op deze subtiele verandering  want  de kleuters reageren anders op deze nieuwe situatie. Nu is het eten niet meer van een ander dier maar van een mens en het is ook nog maar de vraag of je bloemen kan eten. Dus hier zijn nieuwe denkstimulansen in het verhaal  gebracht. Met de doorvraag vragen ga ik in het gesprek ook opzoek naar nieuwe gedachten en gaat het gesprek een andere kant op. Ook let ik steeds om de denkwoorden; als , dan, omdat etc.

 

  • Van wie zijn de bloemen? Waarom?
  • Is het eten bedoeld voor de geit? Waarom wel/niet (vraag naar argumenten)
  • Als de bloemen niet in de vaas staan , mag hij ze dan wèl eten? (waarom wel/niet)
  • Weet de geit of hij de bloemen mag eten? Hoe kan hij dat weten?
  • Is het gezond voor de geit? Waarom wel of niet?

Die avond at de geit de onderbroek van de boer

En toen gebeurde er iets met die geit.

De Geit veranderde van kleur; Groen , geen en blauw…

Hoe komt het dat de geit groen, geel en blauw wordt?

De Geit werd groen en geel en blauw “gulzige Geit,Lemniscaat

Hier ga ik op zoek naar het denken over oorzakelijke verbanden. De vraag “Hoe komt het dat?” stel ik  een aantal  keer weer, om  verdieping in het gesprek en het denken van de kinderen te stimuleren.

Eerst noemen kinderen vaak  directe oorzakelijke verbanden, na verder doorvragen worden er veel ingewikkelde oorzakelijke verbanden genoemd, die getuigen van het nadenken van de kinderen waarin ze relaties, associaties en argumenten geven. Hierbij een stukje uit het gesprek met mijn kleutergroep nav deze vraag.

“De Geit wordt geel van de onderbroek van de boer. De geit heeft veel kleuren opgegeten. Het zijn kleuren van een ziekte, het zijn zieke kleuren, dus de geit is ziek; als je ziek bent dan krijg je zulke kleuren. De geit eet de stof op en de broek is genaaid in de fabriek en daar zit nog een naald in en daarvan wordt hij ziek. De naald prikt in zijn buik. Hij heeft te veel van alles door elkaar gegeten, daardoor komt het.  Het komt omdat hij steeds andere kleuren  heeft gegeten. Misschien heeft hij ook wel kleurpotloden opgegeten Het is niet goed om een onderbroek of een sok op te eten, want dat is geen eten. nee , het is niet gezond, de geit moet eten voor een geit eten.  De geit weet niet wat goed voor hem is, dat moeten de mensen zeggen, maar die zijn niet in de buurt. Mensen moeten het afpakken, of hem voeren.”

(De kleuters maken in hun denkproces hier een stap  naar verantwoordelijkheid, schuld, menszijn en zorg. (zie ook boven)

Je kan het gesprek afronden met een spelletje sorteren:

Wat eet jij? 

Tomaten, appels, groeten, brood…

Word jij rood als je tomaat eet?  

Wat kan je wel/niet eten? vraag steeds waarom /wel of niet bijvoorbeeld: 

Je kan geen spijkers eten, want die prikken in je buik.

Je kan niet veel snoep eten , want dat is niet gezond, dat mag niet van mama.

Je kn wel brood eten, want dat is lekker.

Je kan niet een appel eten als je geen tanden hebt…

Je kan dit spelletje ook doen met voorwerpen in de kring, eetbaar en oneetbaar, alles door elkaar . Zet dan twee grote manden neer waarin je kind iets iets kan doen.

 

 

 

 

Posted by | View Post | View Group

Wat is er anders??

Wat is er anders aan een les filosoferen met leerlingen?

Een les filosoferen op de basisschool is in veel opzichten het spiegelbeeld van een ‘gewone’ les. Het doel van filosoferen is niet de overdracht van lesstof aan leerlingen in de rol van toehoorder, maar de ontwikkeling van het vrije denken, zowel individueel als met elkaar in de kring. Inhoudelijk stelt de leerkracht alleen vragen en geeft geen antwoorden. De belangrijkste rol van de leerkracht is die van gespreksleider, opdat voor iedereen de vrijheid ontstaat om de eigen gedachten en gevoelens uit te spreken, naar elkaar te luisteren, op elkaar te reageren en zo tot een gedeeld beeld van het onderwerp te komen. Daarom is er ook geen oordeel van de leerkracht over een goed of fout antwoord.

Die vrije denkruimte ontstaat niet vanzelf. Daarvoor is een cultuur van regels, rituelen en vaardigheden nodig die de leerlingen eerst zelf moeten ontdekken. Dat kan bijvoorbeeld door ze 1 minuut in volledige chaos door elkaar heen te laten praten en daarna te vragen wat de anderen zeiden. Een speelse manier van ontdekken van de voorwaarden en vaardigheden voor vrij denken en spreken in een kring werkt al heel goed bij oudere kleuters, zo vanaf een jaar of vijf. Wachten op je beurt, onthouden wat je zeggen wilde, pas spreken als je de bal en de aandacht hebt en de bal weer doorgeven aan de volgende spreker worden spelenderwijs geoefend en dragen bij aan de ontwikkeling van het gevoel van gelijkwaardigheid, veilgheid en zelfvertrouwen in de groep.

In de beginfase moet die gesprekscultuur wel initieel neergezet worden, omdat anders alleen de meest taalvaardigen aan het woord komen en er van meet af aan een hiërarchie in de kring ontstaat die belemmerend werkt voor de meer verlegen leerlingen. Daarom begint de les altijd met rituelen die voor iedereen gelijk zijn en waaraan iedereen in gelijke mate deelneemt. Dat zet ook de meest verlegen leerling vanaf het allereerste begin in een gelijke positie. De begroeting bij de deur, rustig gaan zitten in de kring, de regels van de bal en het uitspreken van de naam vormen de vaste rituelen, die elke week geoefend worden, omdat de les doorgaans maar eens per week plaatsvindt en de open gesprekscultuur snel vervliegt.

De handhaving van de regels in de vorm van instructies en regie over wie er het woord krijgt en over welke vraag, is in het begin erg belangrijk en kan soms rigide overkomen in vergelijking met een normale les. Striktheid in vorm en regie gaat hier samen met volledige vrijheid in de inhoud en is nodig om de aandacht gefocust te houden op het onderwerp, respect te oefenen voor elkaar en te voorkomen dat vrij spreken ontaardt in gekissebis onderling. Door dit ook tot onderwerp van gesprek te maken groeit de open denkruimte, het respect voor diversiteit en andermans gedachten, en beklijft de open gesprekscultuur. Naarmate de groep meer zelf in staat is om deze cultuur te handhaven, wat uiteindelijk het doel is van de lessen filosoferen met leerlingen, trekt de leerkracht zich geleidelijk steeds verder terug. Dit vormt de basis om zelfstandig de weg te vinden in een veelheid van meningen in de hedendaagse samenleving en daarmee naar democratisch burgerschap.

Posted by | View Post | View Group

Roze koeken

Nog steeds filosoferen we in groep 7 over de “waarde der dingen” We zoemen in op iets heel concreets; de “roze koek” en onderzoeken de waarde en mogelijkheden om de waarde te beïnvloeden, de rol van reclame, koopgedrag en misleiding.

Vorige les dachten we na over de waarde van iets.

We doen in deze les verder onderzoek naar hoe de waarde van iets kan ontstaan en veranderen. We bedenken in de groep verkooppraatjes voor de roze koek.

Hoe kan je een roze koek goed verkopen geef aanbevelingen bij de koek?

roze koeken verkoper door Elbert Raadsen

“Deze koek is extra lekker, deze koek is van gezonde dingen gemaakt, er zitten vitamines in, deze koek mag je zelf versieren, deze koek hebben we ook in andere kleuren en maten. Bij deze koek krijg je er een kado, je krijgt een spaarkaart om voor iets leuks te sparen. Deze koek mag je eerst proeven. Onze koeken worden ook gekocht door….iedereen eet deze koek!”

Interventie van een leerling:,

“Je kan mensen niet zo snel omkopen want  je weet niet precies van iemand dat hij die koek wil.”

Het gesprek komt verder tot stand op deze wijze.

“Mensen mogen zelf bepalen wat ze kopen.  Je moet het niet zo snel geloven. Als je geen mensen beïnvloedt, dan koopt niemand het dus je hebt een advertentie nodig om iets te verkopen. Als je het verkeerde koopt is het geldverspilling. Zonder advertentie is er niks. Soms liegen de mensen in de advertentie en koop je het verkeerde dat is geldverspilling. Dan moet je het eerst proeven. Sommige mensen maken gewoon de verpakking open en kijken of het lekker is. Sommige mensen worden bedrogen, dan is iets in het echt maar 0,50 cent waard en dan vragen ze bijvoorbeeld 10 euro. De prijs kan ook veranderen; stel iets kost 2 euro en je wil maar 1 euro betalen dan krijg je gewoon de helft. Als iets “live” is dan heb je geen advertentie of tv nodig, want dan kan je het gewoon proeven.”

Hoe ziet de wereld er uit zonder advertentie’s?

Zonder advertenties kan je helemaal zelf bepalen wat je lekker vindt. Nee, advertenties zijn nodig, anders weet je niet wat er is. Ik zou het wel eerst willen zien voordat ik het zou kopen. Een wereld zonder advertenties kan niet, want dan kan de prijs niet veranderen. Je kan het wel testen. Je kan ook in de war raken van al die advertenties , omdat je niet meer weet wie je moet geloven. Kinderen geloven de reclames wel eerder.”

*Verslag deels gemaakt door leerling.

 

 

 

 

 

 

Posted by | View Post | View Group