Er was eens een konijn…dat heette “Konijn” …eigenlijk heette hij “Bang-Konijn” want hij was een bang konijn, hij was bang in het donker en in het licht en durfde nooit uit zijn holletje…..totdat hij honger kreeg…kleuters denken na over invloed van donker en licht op waarneming en denken, op bang zijn en het verschil tussen zien en horen, vertrouwen hebben , en denken dat iets er is wat er niet is.
Waar komt het konijn vandaan?
“Uit een holletje.”
Waarom is hij bang?
“Hij wil niet opgegeten worden. Hij wil niet uit zijn holletje. Hij is bang van het donker. Hij is bang voor de hond. Honden eten botten en konijnen. Hij is ook bang voor leeuwen. Hij ging naar de dierentuin en toen was hij ook bang voor de leeuwen. Hij gaat naar huis lekker slapen, dan is hij niet bang. Het konijn is tien keer bang, want hij wil niet in de grond vallen. bij het licht is hij niet meer bang. Bij de kerstboom zijn zijn vrienden. Als de hond lief doet durft het konijn uit zijn holletje.”
Waarom is hij bang in het donker?
“Omdat hij denkt dat in het donker de boze hond komt. Misschien komen er monsters in het donker, omdat hij heel veel geluiden hoort in het donker. Misschien zijn er spoken. In zijn holletje zijn geen spoken. De spoken zijn zwart, dus hij kan de spoken vanuit het holletje niet zien. Zijn moeder had gezegd dat er spoken zijn. Dat is zo in een sprookje. Dat heeft zijn moeder verteld aan het konijn. Het is erg donker en je kan niets zien. Het is te donker. Het is eng in het donker, omdat het een supernacht is en superdonker.Want dan heeft hij geen lichtjes, en hij kan in het donker niet naar de winkel want die is dan dicht. Misschien gaat de hond uit zijn hokje. Dat is niet zo , want de hond is er alleen overdag. Hij denkt het alleen dat de hond er is, maar dat is niet zo. Soms ben ik ook bang in het donker. Dan denk ik dat mijn moeder of vader weg is, maar dat is niet zo. Als het konijn naar buiten gaat dan is hij bang voor de hond, dan is hij bang dat de hond zijn holletje kapot gaat maken. Het konijn kan dan niets zien en niets horen. Ik kan wel zien in het donker. Met lichtjes kan ik wel zien in het donker. Als je met lichtjes schijnt. Mama doet het lichtje uit bij mij. Ik ben niet bang omdat ik iemand heb gezien. Het konijn hoort iets en dan denkt hij dat het een mens is en niet zijn vader en niet zijn moeder. Hij kent die mensen niet. Nee, hij is bang dat er geen mensen zijn. Misschien is hij bang dat hij alleen is. Want in het donker slapen alle mensen. En hij wil spelen en er is niemand. Het konijn kan snel wegrennen, hollen huppelen, springen. Huppelen in het donker is gevaarlijk. Dan, Poef! dan valt hij. Hij moet ook een jas hebben , want anders is het koud.”
Waarom is het konijn niet bang meer?
“Als het konijn bij zijn vriendjes is is hij niet meer bang. Hij is bij het licht. Hij kan alles beter zien. Hij is niet bang als het licht er is. Hij kan lopen in het licht. Nee, hij kan ook lopen in het donker, maar springen kan hij goed in het licht. Hij zag een paar dieren. Hij is nu bij zijn vriendjes. Hij is niet meer bang omdat ze een kerstboom gaan versieren. “