Groepen 3 denken na over identiteit en kenmerken, Over veranderlijkheid en herkenbaarheid.
Wat doet de aap?
“Hij ging alles verven met de verfdoos. Hij vond het opeens leuk toen hij het vogeltje had geverfd. Ik heb een handpop van een aap en doe een plukje blauwe wol om zijn staart. Is het nu nog een aap? Ja hij ziet er nog steeds als een aap uit. Als hij helemaal blauw is, is het dan nog een aap? Nee!. Het moest al eerder gebeuren want de dieren waren eerst allemaal grijs. Waren de dieren veranderd? Ja door de verf. Ik doe het plukje wol op de aap zijn gezicht.Is het nu ook een aap? Met zijn lichaam is het nog een aap, maar met zijn hoofd niet. Als je de ogen kan zien is het wel een aap. Als je alles van het gezicht kan zien dan is hij wel schattig. Het is een aap, maar hij heeft gewoon blauwe billen. Als een schildpad paars is , is het dan nog een schildpad? Ja, dan is het gewoon een paarse schildpad. Ik heb ook wel een s een aap gezien met een wit gezicht. Een aap kan ook rode billen hebben. Als hij geen staart heeft, is het toch nog een aap.”
Ik keer de handpop van de aap binnenste buiten “Is het een aap?”
“Het is een binnenstebuiten -Aap. Het is en blijft een aap.”
Weet je een dier dat je niet meer herkent als het van kleur verandert?
We doen een een oefening in naar elkaar luisteren een draaipraatje. “een rode aap. Een varken en een schildpad, een kameleon.