Met de groepen 4 denken we na over beeldtaal, over iets zien en iets doen, over eenduidigheid en fantasie, over iets denken en iets doen.
Voor deze les heb ik 30 grote platen met pictogrammen. Ik laat ze om de beurt zien aan de kinderen en vraag hen ze uit te beelden met elkaar in de kring zonder te praten.
Er is een show in de klas van een aaneenschakeling van houdingen, uitdrukkingen en een groepsproces speelt zich in beeld af als een “stomme film”
Wat heb je gezien?
“M. is een goede acteur. F. is het snelst. H. doet het rustig. S. Het is gebarentaal.”
Hoe wist je wat je moest doen?
“Dat zie je aan de plaatjes. Deden we allemaal hetzelfde? Ja! Nee toch niet. Het was niet allemaal hetzelfde. Een plaatje was zo en een ander plaatje was weer zo… Bij de ene deed je dit en bij de ander deed je dat. deden we bij één plaatje hetzelfde? Nee niet bij alles. Kan je een plaatje uitzoeken waarbij je zeker weet dat iedereen hetzelfde doet?”
een ll kiest een plaatje uit. We gaan het allemaal zonder te praten doen en kijken of het hetzelfde is. Sommige kinderen gaan op hun tenen staan en anderen lopen op hun tenen, dus het is verschillend. We onderzoeken met elkaar het verschil en stemmen wat wie denkt. 9 kinderen zeggen dat het staan is en 3 kinderen stemmen dat het lopen is.
“Als het plaatje duidelijk is dan doet iedereen hetzelfde. Het plaatje klopt niet.”
Wie weet waarom er verschil is?
“Omdat de kaart zo doet… en dan kan staan betekenen of lopen. Dat betekent dat je moet lopen. Kunnen we daar iets aan doen? Het komt door je fantasie, door je fantasie ga je verschillende dingen doen. J kan het plaatje in je fantasie even bespreken. Wat is handiger dat je het zegt of dat je het plaatje ziet? Een plaatje is handiger, dan is het een soort spel. Je gebruikt een plaatje als je iets bedoelt. Je denkt dat je dat ziet, ze hebben hetzelfde gezien, maar ze denken iets anders. Omdat het plaatje niet zo duidelijk is. Bij een spel heb je ook fantasie nodig. Nee dat is niet zo! bij een tekenwedstrijd heb je ook fantasie nodig. Bij welk stuk van een spel heb je fantasie nodig? Heb je bij voetbal je fantasie nodig? nee. Je kan gewoon zegen in je fantasie , jij bent de politie en jij bent een boef. En bij een verstoppertjes spelletje?Wat bedoel je dan met fantasie? Je denkt aan iets anders terwijl je eigelijk hetzelfde moet doen.”
We kijken naar een filmpje waarbij een klein jongetje een orkest dirigeert.
Is dit fantasie?
“Ja, dat een kind president kan worden. Ja het is gebarentaal.Zie je daar nog verschil tussen? Nee, ja misschien heeft hij wel getraind. Als je niet getraind ben wordt het geen mooi muziek.”
We doen een spelletje waarbij de kinderen elkaar instructie geven dmv gebaren. Daarna praten we erover of zender en ontvanger hetzelfde bedoelen en begrijpen.