Met groep 4 onderzoeken welke invloed de plek waar je bent heeft op wat je ziet. 20 kinderen kijken, vanuit allemaal verschillende posities naar een mandje met koek en tas met herfstbladeren. Sommigen liggen op de grond met hun hoofd laag in een kring. Sommigen staan op afstand en sommigen staan hoog en dichtbij. 20 kinderen zien iets anders. Zij delen hun waarneming.
Wie kijkt er ver weg en wie dichtbij?
Wat zie jij?
“Ik zie niets , maar ruik wel de koek. Als ik sta zie ik wel de koek in het mandje. Ik zie alleen een tas. Ik zie de kleuren; wit, geel en blauw. Het lijkt op letters, ze staan op de tas, maar ik zie geen tas. Ik zie een gele lijn. Witte woordjes. Gaatjes in de tas. Ik zie blaadjes in de tas als ik van boven kijk. Het zijn er veel, dat kan ik zien. Kan je de tas zien? Nee die is te dichtbij.”