Het lelijke eendje

Er ligt een knuffel eend midden in de kring op een blauwe doek. De kleuters komen binnen en zijn direct aandachtig geïnteresseerd.

Wat is het?

Wat is het?

“Er ligt een eend midden in het water. Het is een eend, want hij heb de mond van een eend. Hij lijkt zo….zijn mond. Hij ligt op een deken van blauw, als water, en de eend gaat dan zwemmen. het is wel een eendi. Het is geen eend, want hij hij een staart. Hebben eendi geen staart? Nee eenden hebben geen staart. S. gaat dichterbij kijken wat het is aan die eend. Oh, het zijn toch twee voeten. Wat doet een eend met zijn voeten? Zwemmen. Hoe doet hij dat?  –De kinderen doen met hun handen de voeten van een eend na.-Het is een zeevis, want hij lijkt op een zeevis.want hij lijkt op een zeevis. Nee het is gewoon een vis. Ik denk dat het een eend is, omdat dit blauw is van nep-water.Ik wou eigenlijk zwaan zeggen, omdat zwanen op de blauwe zee gaan. nee toch een eend. Ik denk toch dat het een eend is. Waarom denk je nu iets anders? Omdat ik had daarnaar gekeken.  Het is een knuffeleend. “

Dan vertel ik het verhaal van moeder eend die lang op de eieren zit te broeden. Een ei duurt erg lang en dan…het gaat open en…

Wat komt er uit dat ei?

Ik laat het plaatje zien. en vraag;

Wat  komt uit het ei?

“Een slang, een dinosaurus, een lelijke zwarte eend. De eend op de foto is niet zijn moeder.”

Het is geen zacht eendje, maar een borsteleend. Alle kinderen voelen aan de harde borstel.

Het is een prikbeest!

“Het is een prikbeest. Het is niet een kippetje. Het kippetje is ergens ander. Het kippetje is boos op die….het was gebroken en toen leek het op een slang.Het lijkt op een struisvogel , maar dat is het niet is een beetje een vogel.et. Hij heeft een lange nek.Hij is geen slang want hij heeft een oranje neus. Het is een kuikentje , maar het is het nog niet geworden. Het is een gans. Hij heeft geen kleur en rood groene poten.”

Moet de eend bij het kuiken blijven?

“Ja, de eend moet voor het ei zorgen, drie nachtjes wachten en dan , moet hij eten gaan zoeken voor het kuiken. Hij moet er voor  zorgen want het is een olifantenei. nee een giraf. Hij mag het ei niet weggooien want er zit een kuikentje in.”

Wat zag de eend in het water?

“Eenzelfde! Eenzelfde van hem. Wat ziet hij in de spiegel? Hij zag dezelfde.Hij ziet wel een eend. Zijn ze hetzelfde? Die twee wel.”

– Ik zet twee zwanen op de blauwe lap twee eenden en een spiegel. De kinderen die spreken verschuiven de dieren tijdens het spreken, als ondersteuning van hun bewering. –

“Zijn eigen, zijn eigen spiegelbeeld, zelf. Ze zijn niet tweeling. Ze zijn verschillend. Het is een eend , nee een zwaan.  Hij heeft een vleugel en enen snavel, dus het is een zwaan. Hij heb oranje, blauw , zwart en groen. Die anderen is alleen oranje. Hoe weet hij dat het een andere eend is? Omdat deze niet hetzelfde is. En die zijn allemaal hetzelfde. Wat zag hij? Een zwaan. Hij keek in de spiegel en toen zag hij dat hij hetzelfde was als alle zwanen. hij heeft een snorretje. Het is geen eend, hij lijkt op zichzelf.  Dit is de vader en dit is het broertje (F. zet de dieren in soorten bij elkaar; eenden en zwanen bij elkaar) Ze hebben allemaal een oranje snavel.”

 

Posted by | View Post | View Group

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *