In groep 6 leren de kinderen in de filosofieles meer over wat voor soort vragen er zijn; meningsvragen, weet-vragen en filosofische vragen, en….???. Met een meningsvraag vraag je wat iemand vindt of wil; Wat vind je lekker of hoe gaat het, vind je dit mooi, wil je een ijsje.. etc..? Met een weetvraag vraag je naar (eenduidige) kennis van zaken die je kan opzoeken, leren, lezen of meten. Bij een filosofische vraag zijn er veel antwoorden mogelijk. De vraag zet tot nadenken en roept vaak nog veel meer vragen op! Daar raken we niet over uitgepraat. In groep 5 hebben de kinderen vorig jaar al geoefend met vragen uitkiezen die “lekker” lang in de kring rond gaan. Maar het is niet zo gemakkelijk, ook niet voor de filosofiejuf, om dit onderscheid haarscherp te maken. Dus we oefenen en overleggen de komende lessen aan de hand van een gebeurtenis, beeld, verhaal etc.. om soorten vragen te stellen en na te denken hoe het zit.
In deze hele reeks van 8-10 lessen beginnen we met vragen te bedenken die we aan een voorwerp kunnen stellen. In het midden van de kring ligt een pompoen (uit eigen tuin, maar dat vertel ik de kinderen niet). De kinderen mogen om de beurt een vraag stellen aan de pompoen.
Dat is heel gek! Hoe kan dat nou! Je kan toch geen vraag stellen aan een pompoen? Hij kan helemaal niet praten, waarop moeten we zo voorzichtig zijn met die pompoen?
De eerste vragen ontstaan direct uit de verwondering van de kinderen over dat grote oranje ding ; Waarom zeg jij niets? Waar kom je vandaan? Waarom heb je geen benen? Hoe kom jij op school?Heb je een broer of zus, een vriendin , pompoen waar kom jij vandaan?
…en nog veel meer. Vijfenvijftig vragen weten de kinderen in 20 minuten te verzinnen. Alle vragen worden genoteerd.
Ik vraag aan A. “wat is een vraag?”
“Hij zegt “dit is een vraag” Verder weet ik het niet. Iemand stelt een vraag aan de ene en die die geeft een antwoord. Is dat een vraag? Er zijn vragen waar geen antwoord voor is, zoals “hoe is water ontstaan? “
Vraag voor volgende week: Kunnen vragen ook opraken?
Voor de volgende les staan de vijfenvijftig vragen stuk voor stuk op afscheurbriefjes. Ik maak 4 glazen potjes met een plaatje erop; een uiltje, een roeptoeter, een bril en een potje met niets erop.
Als de kinderen binnenkomen ligt de pompoen daar weer in het midden van de kring en de 4 potjes eromheen.
Ik leg de kinderen uit welke soorten vragen er zijn en geef voorbeelden. De kinderen helpen mee en verzinnen ook voorbeelden;
Een meningsvraag: vind je mijn bril mooi? Of een filosofische vraag: Hoe ben jij gemaakt? Of een weetje- vraag: hoeveel is 5 + 5? Hoe lang kan je ademhalen? dat weet je nooit, pas als je dood bent.
De kinderen mogen om de beurt een papiertje uit de bundel opgeschreven vragen trekken en de vraag voorlezen:
Heet je Herman? We weten niet of de pompoen Herman heet, maar als we nu afspreken dat hij Herman heet is het een feit. dus geen mening of filosofische vraag.
Wat doe je voor werk? Deze vraag is moeilijk want je kan wel tandarts zijn maar als je ontslagen wordt heb je geen werk… We kiezen er toch voor om deze vraag in de pot met “weet” vragen te doen.
Ben je getrouwd? ja dat is een weet-vraag.
Hoe oud bent u? Je leeftijd kan je opzoeken (geboorte jaar) maar of je oud bent is een mening. Wij vinden u oud juf, maar u vindt uzelf waarschijnlijk niet oud. Jong of oud kan je niet opzoeken.
Word je thuis geslagen? is een filosofische vraag want je weet niet precies wat een klap is. Marokkaanse mensen geven klappen met hun schoen, ze trekken hun schoen uit en slaan daarmee. Je weet het sowieso niet zeker of je thuis geslagen wordt want het kan altijd nog gaan gebeuren.
Filosofieles ontworpen in samenwerking met Aetzel Griffioen, Mirjam Poolster en Leonie van Wees