Groep 3 filosofeert over de naam, over een naam weten, of niet weten, een naam gebruiken of iemand een andere naam geven; “what’s in a name”
Ik vertel het sprookje van Repelsteeltje.
Hoe heet het mannetje?
Rimpeltje, Rimpelsteeltje omdat hij rimpelig is. Er was een kampvuurtje. Hij zong en daarom wist de koningin zijn naam.
Wat gebeurt er als juf jullie namen niet weet?
Dan moet je het vragen.
En als je je naam niet zegt?
Dan moet je het raden. Dan moet je andere namen opnoemen die je kan denken. Je kan ook proberen iemand anders zijn naam te gebruiken.
Wat gebeurt er dan?
We doen een oefening waarbij ik een opdracht geef die bij een bepaald kind past en een naam noem van een ander kind. bijvoorbeeld “Milan maak je veters vast” Maar M heeft geen veters en V heeft losse veters. En toch maakt V zijn veters vast als ik het zeg. Hoe kan dat? De kinderen lopen rond in de klas luisteren en kijken tegelijk, naar wat ik zeg en naar wat er gebeurt.
Hoe zit dat dan?
We raken wel in de war als je de namen niet goed zegt. Maar we kunnen ook zien wat er echt is.