Met de kleuterklassen gaan we aan de slag met blokken, er wordt samengewerkt als groep; we bouwen aan een groepstoren , om de beurt een blokje, kijken naar elkaar, spannende aandacht, oorzaak & gevolg, stampen, klappen, blazen, samenwerken, wachten, kijken, testen van de ondergrond, uitproberen, hypotheses…wat een geweldige kinderen!
Ik lees het verhaal van Jip en Janneke van Annie MG. Jip stapelt en Jip rent, Janneke kijkt en Takkie rent langs. Dan valt de toren om!
Hoe komt dat?
“Dat heeft Takkie gedaan met zijn neus. Nee Jip door het stampen, Jip en Takkie gingen allebei rennen. Jip ging de toren aanraken en toen ging hij kapot. De toren stort in en ze geven de hond de schuld. Hij gaat het nooit meer doen want hij heeft pijn aan zijn snuit doordat hij tegen de toren aanliep”
We bouwen één toren met de hele klas. Als die hoog genoeg is en al wiebelt mogen allen kinderen in de kring gaan stampen, en klappen en blazen. De toren wiebelt maar stort niet in. Dan mag er één kind op zijn knieën voor de toren gaan blazen, en nog één, en nog één , uiteindelijk valt de toren met vier blazers.
Hoe komt het als onze toren omvalt?
“Een brug-toren stort weleens in. Een toren die niet gemetseld is stort wel in want die is niet stevig. Als je een toren heel groot maakt stort hij in. Als hij scheef is stort hij in. Omdat we de verkeerde blokken gebruikten.
Dan hoor je boem en dan komen er scheuren, net als in de aarde en dan valt de toren om. De blokken zijn niet zo zwaar, daarom vallen ze om. Hoge torens vallen sneller om dan lage. De toren viel om omdat hij van boven en van beneden ging blazen. Een toren kan instorten door blazen en door hard lopen.
Als je hard gaat rennen dan gaat het huis trillen en dan gaat het omvallen. Als je heel hard tegen de toren aanloopt gaat hij ook kapot. Als je het middelste blokje weghaalt stort de toren ook in. Als iemand je laat schrikken dan laat je de blokken uit je handen vallen en dan stort de toren in”
Dan maken we opnieuw een toren op een ondergrond van een ondersteboven holle plastic bak. Ik vraag de kinderen om te voorspellen wat er nu kan gebeuren als we gaan bouwen. Ik vraag K. om te voelen. Ze duwt op de bak en deukt hem voorzichtig in.
“Als de ondergrond zacht is dan stort de toren in. Als het in het midden staat dan stort de toren niet in. Als de grond hard is dan stort hij niet in. Als de grond zacht is dan beweegt de vloer en dan stort de toren in. De bak is zacht dus de toren zal instorten.”
Als de toren staat vraag ik Eva om zacht te trommelen op de bak waar de toren op staat. De toren wiebelt . Ik vraag haar om steeds harder te trommelen en dan aan twee kanten met twee handen. En dan stort hij in.
“Ik ging trommelen en toen stortte de toren in.”
We zingen met zijn allen “deze vuist op deze vuist”
Kleuterfilosofieles ontworpen in samenwerking met Mirjam Poolster.